Gepubliceerd op 21-06-2017

Water

betekenis & definitie

zie ook hoogwater:

1. ga dan maar met je -/pies naar de dokter, clichégezegde bij een hopeloze situatie.
2. het aan zijn - voelen, het zeker weten. Informele uitdr.

Nou, je begrijpt, Lenin voelt direct aan zijn water dat er een klontertje in het vocht zit. (Rinus Ferdi- nandusse: Neem er nog eentje van mij, 1964)

Er ging iets gebeuren, dat voelde hij aan z’n water. (Remco Campert: Tjeempie! of Liesje in Luiletter- land, 1968)

Hoog tijd dat die chauffeur op komt dagen, anders loopt het hier nog uit de klauw. Ik voel het aan m’n water. (J.A. Deelder: Drukke dagen, 1988)

3. het - staat aan de dijk, cliché-uitdr. wanneer een kind op het punt staat te huilen.
4. met dat-wel eens meer bij de dokter geweest zijn, wordt gezegd wanneer men iets al meermaals meegemaakt, ondervonden heeft. De dokter is hier de vroegere piskijker: iemand die uit urine een diagnose stelt.