Gepubliceerd op 21-06-2017

Dokter

betekenis & definitie

1. - beffie,Bargoense aanduiding voor ‘geslachtsziekte5. Refereert aan een joodse arts, dr. B.W. Beffie, die in het begin van deze eeuw op de afdeling venerische ziekten van het Amsterdamse Binnengasthuis werkte. Op de gevel van zijn woonhuis hing (om misverstanden uit te sluiten) een bord: ‘Huidarts. Niet voor huidziekten’. Endt en Frerichs geven als voorbeeld: ‘Is dit baardschurft? Had je gehoopt! Nee jongen, dr. Beffie!’ en weten nog te melden dat dit eponiem ook gebruikt wordt als (elliptische) verwensing. Van Dale (1992) is het enige woordenboek dat deze uitdr. honoreert. Vgl. ook de uitdr. onder de klok lopen; een klokkie aan zijn kont hebben.

De dame die hem niet kende merkte smalend op: ‘Dokter Babeleba!’ ‘Pardon, Dokter Beffie’, antwoordde onze Joodse arts. Een bepaalde Joodse arts voor huid- en geslachtsziekten werd wel eens scabreus... of modern!! Wanneer een jonge man de behandeling van een gonorrhee moeilijk kon verdragen, was diens troostwoord: ‘Lekker neuken, lekker pijn lijden.’ Zeg nu niet dat dit niet ‘christelijk’ was. (Siegfried E. van Praag: Mokum aan de Amstel, 1976)

2. is er een - in de zaal?,traditionele kreet wanneer er tijdens een theater- of filmvoorstelling iemand in het publiek ziek wordt. Nu een uitroep van paniek. Ontleend aan Engels is there a doctor in the house?,een uitroep die al in de 19de eeuw opgetekend werd. Leent zich perfect voor allerlei zinspelingen, zoals deze:

Is er een dokter op het Net? (bedoeld wordt: Internet, n.v.d.r.) (Computer Magazine, maart 1997)

< >