Gepubliceerd op 21-06-2017

Vis

betekenis & definitie

bakken zie ook een gast en een vis blijven maar drie dagen fris; een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets:

1. de-sen voeren, slanguitdr. voor ‘kotsen wegens zeeziekte’. Vgl. Engels to feed thefish. Vgl. eveneens een braakje leggen; over zijn nek gaan; rendez-vous spelen.
2. met het - bakken uit de pan gesprongen, schertsend antwoord op de vraag van een kind hoe het ter wereld is gekomen. Vgl. uiteen schutting gezaagd.

Die bleke stadsmeissies, da’s werkelijk vreselijk. Die zijn met het visbakken de pan uitgesprongen. (Jan Cremer e.a.: De liefdes van Jan Cremer, 1988)

3. - begint aan de kop te stinken, als de top (van een bedrijf) corrupt is, is de rest onvermijdelijk ook corrupt. Deze uitdr. is al erg oud en stamt uit het Grieks. Vgl. Engels thefish always stinksfrom the head downwards (al vindplaatsen in de 16de eeuw).