herrie, drukte, lawaai, rumoer: trammelant maken. Het WNT geeft als oudste vindplaats Boekenoogen en verklaart het woord uit Frans trémulant ‘trillend’. We vinden dit Bargoense woord ook terug bij Koster Henke. (Bargoense) syn. zijn: heibel; jelles; sten- nes/stennis. Zeelui noemen de boordradio in hun slang de trammelantkist.
... want hij wil graag het liefst zonder veel trammelant van het hele zwikkie af. (Willem van Iependaal: Lord Zeepsop, 1937)
Toe Bijster, maak geen trammelant. (Piet Bakker: De slag, 1951)
O, hemeltje... Als ik met jou door de gangen ga wandelen krijgen we trammelant. (Thea Beekman: Heremijntijd... wat een lastpost!, 1973)
... ik wilde geen trammelant in m’n huwelijk. (Maarten ’t Hart: De droomkoningin, 1980)
Ik vind nooit dat een baby op iemand lijkt en dat zeg ik ook altijd eerlijk. Ik heb de indruk dat me dat een hoop trammelant bespaart. (Remco Cam- pert: Eetlezen, 1987)