Wat is de betekenis van Trammelant?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

trammelant

1) (19e eeuw) (Barg.) herrie; lawaai; rumoer; keet. Oudste vindplaats (volgens het WNT) is Boekenoogen. Datzelfde woordenboek verklaart het uit Frans 'trémulant' (eigenlijk: triltoon, siddertoon die een heftige gemoedsbeweging suggereert). Syn. zijn: heibel, jelles, stennis*. Zeelui noemen de boordradio in hun slang de trammelantkist. Kijk o...

2024-04-24
Mokums woordenboek

Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)

trammelant

(< termulant, trillende toon die een heftige gemoedsbeweging suggereert) (B), deining, ruzie: Betje krijgt steeds zo’n rapport, dat ze elke keer met de hakken over de sloot verhoogd wordt. En als Maatsuycker er erg veel trammelant over maakt, dan enz., BAKKER2 1, 61.

2024-04-24
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Trammelant

herrie, drukte, lawaai, rumoer: trammelant maken. Het WNT geeft als oudste vindplaats Boekenoogen en verklaart het woord uit Frans trémulant ‘trillend’. We vinden dit Bargoense woord ook terug bij Koster Henke. (Bargoense) syn. zijn: heibel; jelles; sten- nes/stennis. Zeelui noemen de boordradio in hun slang de trammelantkist. ... want hij wil graa...

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Trammelant

moeilijkheden; ruzie; lawaai

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Trammelant

o., (gemeenz.) 1. lawaai, herrie; 2. drukte, ruzie: maken of schoppen; 3. moeilijkheden, narigheid.

2024-04-24
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)