Gepubliceerd op 21-06-2017

Prins

betekenis & definitie

1 de- gesproken hebben,dronken zijn. Verouderde slanguitdr., die volgens sommige bronnen oorspr. in Utrecht gebruikt werd. Toen Willem 1 destijds een bezoek bracht aan deze stad, waren de Oranjeklanten uitgelaten van vreugde: ze hadden immers de prins gesproken. De uitdr. werd vrij snel overdrachtelijk gebruikt voor iemand die (ten gevolge van drank) erg vrolijk gestemd is. Al vermeld door Harrebomée en andere spreekwoordenboeken.

2. de- is jarig,zij heeft menstruatie. Eufemisme en slang.