Gepubliceerd op 21-06-2017

Andere

betekenis & definitie

1. de- helft is ook zo, er is genoeg gebazeld. Volgens sommige bronnen gaat het hier om een van oorsprong joodse uitdr. Er wordt gezinspeeld op het telkens terugkerend refrein van Psalm 136. Ook de rest is ook zo.

2. de- kantop, zinspeling op iemands lesbische geaardheid: niet de voor de hand liggende (de heteroseksuele) maar de ‘verkeerde’ kant op. Zie ook van de verkeerde kant/richting.

anderhalve:

1. - cent, schertsend gezegd van een naast elkaar lopend koppel, waarvan de ene persoon groot is en de andere klein. Vgl. Watt en Half- watt.

De koningen toonden broekemannetjes, en droegen het volk op ze Sterren te noemen. En voortaan noemde het volk alle broekemannetjes, spillebenen, anderhalve centen, lilliputters en snotkokers ... (Gerrit Komrij: Horen, zien en zwijgen, 1977)

2. - man en een paardenkop, een gering aantal mensen (op een bijeenkomst, voorstelling enz.); weinig volk. Dit oude cliché doet het nog steeds goed, vooral bij journalisten. Bekend geworden door de geschiedenis van Tijl Uilenspiegel. Toen deze als kind eens alleen thuis was, kwam er bezoek van een man te paard. De man stiet de bovendeur open en riep over de onderdeur: ‘Is er iemand thuis?’ Omdat de ruiter voorovergebogen op de kop van zijn paard lag, zodat hij in feite half in huis was, antwoordde Tijl gevat: ‘anderhalve man en een paardenkop.’ Zichzelf rekende hij voor vol. In het Frans zegt men troispelés et nn tondu. Het WNT citeert evenwel een oudere bron, uit 1501: Dyalogus t. Saolomon endeMar- colphus (ed. De Vreese).

Die anderhalve man en een paardekop die we hebben bestaat nog voor de helft uit van die mietjes, dan Wolkers: De hond met de blauwe tong, 1964) Er is niemand meer, buiten die anderhalve man en een paardekop. Qan Cremer: Ik Jan Cremer. Tweede Boek, 1966)

Daarentegen trad ze vijfjaar geleden nog voor anderhalve man en een paardekop in het Vondelpark op. (Oor, 03/12/88)