Gepubliceerd op 21-06-2017

Makke

betekenis & definitie

1. de -, het gebrek, probleem, bezwaar (van iets, iemand). Figuurlijk gebruik van Bargoens makke‘slag, plaag’, van Hebreeuws makka, idem. De meervoudsvorm is makkes(e).Met de makkes uitdegoodeworden de plagen over Egypte bedoeld.

Dus dat was de makke al: ze hadden geen van allen de zin, maar ook niet de macht om te beslissen. (Rinus Ferdinandusse: De haren van de vos, 1983)

Ganzen zijn beste bewakers, maar ze hebben één makke: als je nooit, absoluut nooit naar ze kijkt beginnen ze te flippen en doen dan niets. (Bert Hiddema: Zwart geld, 1983)

Dat was nou eenmaal zijn makke... dat-ie te bewust leefde. (Rijk de Gooijer en Eelke de Jong: The best of Koos Tak, 1988)

Want dat was de makke van het oude Super Chan- nel: te veel een herverpakking van al eerder uitgezonden programma’s. (De Volkskrant, 21/01/89)

Dat uw kin als het ware aan het bovenste deel van uw borstbeen is vastgegroeid, tja, met die makkes moet u het de u nog resterende tijd doen. (Frans Pointl: De aanraking, 1990)

De makke van het huidige onderwijsstelsel is bovendien dat er maar één criterium is voor ‘succes’: of je het diploma haalt, of niet. (De Volkskrant, 30/03/91)

Hij is sterk genoeg, is er vaak bij in de finales, maar zijn makke is dat hij zelfvertrouwen mist. (De Volkskrant, 26/04/93)

Hij heeft een beetje een makke, rijdt in de verkeerde auto. (Opzij, mei 1993)

De grootste ‘makke’ van de hoofdstedelijke korpsleiding is volgens Meerman de hardnekkige drift tot scoren. (Vrij Nederland, 01/07/95)

2. geen-, geen klap; niets. Syn. geen (ene) mieter-, geen sodemieter-, geen tering.

En de sokkel puntgaaf, er mankeert geen makke aan. (Jan Mens: Het heldere uur. De kleine Waarheid, 1960 -1964)

3. ’n - en ’n kanker,35 cent. Verouderde Bargoense uitdr. die o.a. terug te vinden is bij Koster Henke. Dezelfde bet. heeft een dubbele sof.Vgl. eveneens zeven stuiver en een sof.