Gepubliceerd op 21-06-2017

Doen

betekenis & definitie

zie ook doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.

1. het-, eufemisme voor ‘gemeenschap hebben’. Vgl. Engels to do it.
2. iets-, succes hebben (bijv. een boek of een film). Vnl. jeugdkringen.
3. je kunt het me -, een vooral door soldaten gebruikte uitdr. van afwijzing. Eigenlijk een nettere variant van meer vulgaire slanguitdr. als hij kan mijn kloten kussentje kunt mijn rug op; je kunt me de zak opblazen e.d.

U kan ’t me doen, ik ga toch aan het toneel. (Albert Mol: Dag dag, welterusten, 1987)

4. niette-, modieuze jeugdkreet met de bet. ‘fantastisch’. Bijv. Heb je zijn nieuwe wagen al gezien? Niet te doen! De uitdr. werd wellicht voor het eerst gebruikt op de Europese school te Mol (België) en is daarna (eindjaren tachtig) overgewaaid naar Nederland. Syn. dat is het helemaal; te gek.

Persoonlijk houdt ik wel van kleine autootjes, vooral als die rondkrossen op een spiernaakte madam met geweldige tieten waarop ‘Hello!’ staat geschreven ... niet te doen. (Fabiola (poptijdschrift), juli/augustus 1988)

... niet te doen zeg die drummer van jullie band! (Cor Hoppenbrouwers: Jongerentaai. De tippara- de van de omgangstaal, 1991)

Keith Moon, ook zo’n drummer. Stapelgek gewoonweg. Fantastisch! En Ian Paice van Deep Purple. Of eigenlijk nog beter: Lee Kerslake van Uriah Heep. Niet te doen! (Nieuwe Revu, 31/03/93)