Gepubliceerd op 21-06-2017

Flippen

betekenis & definitie

1. vnl. in de uitdr. de pan uitflippen:door drugs in een roes geraken en zijn zelfcontrole verliezen; helemaal doordraaien, en vandaar ook: een teleurstellende ervaring hebben; op iets of iemand afknappen. Het werkwoord flippen,afgeleid van Amerikaans-Engels to flip,is eindjaren zestig opgekomen in het tienerslang. Flippenheeft naast bovenvermelde omschrijvingen ook nog de bet. ‘mislukken’. Zo kan men bijv. spreken over een geflipte onderwijzer; een geflipte televisiequizenz. De toevoeging de pan uit wordt gebruikt ter intensivering. In de jeugdtaal is een flippereen ‘geflipte druggebruiker’.

Daar is sociaal contact moeilijk. Als je koffie vraagt flippen ze de pan uit. (De Volkskrant, 14/12/85)

Het brandde in je zak, en het moest zo snel mogelijk weer uitgegeven worden. Had je weer niks. Flipte je helemaal de pan uit. Moest je weer voor nieuw geld gaan zorgen. (Peter Gielissen en Pieter Vonk: Laten zien dat we beesten zijn..., 1985)

Een keer was mijn recorder kapot. Op een gegeven moment flip je gewoon de pan uit, ik dacht dat ik gek werd. (Oor, 17/12/88)

Alles is te klein en iedereen flipt de pan uit. (Nieuwe Revu, 27/02/92)

2. op iets/iemand-, teleurgesteld raken; afknappen op iets of iemand; erop uitgekeken zijn. Deze informele uitdr. is vooral populair onder jongeren. In zwang sinds de jaren zestig.

Nou, Larrie was toch een beetje geflipt op Silver Apples, dus ze kon hem zo medenemen. (Hans Plomp: Het Amsterdams Dodenboekje, 1970)

Hoe vaster mensen zitten in hun conditionering, des te meer flippen ze op mij. (Oor, 07/09/85)

... ik flipte op al die electronische troep, de bands Düsseldorf en Kraftwerk en Neu. (Fabiola (muziektijdschrift), juni 1987)