flink wat, niets in te brengen hebben; over flink
wat middelen beschikken, geheel zonder middelen zijn. Vgl. geen makke.Zie ook geen cent te makke(n); geen moos te makke(n).
Kom nou, Johnny, je ziet toch dat ie niks te makken heeft. (Dimitri Frenkel Frank: Memoires van een lafaard, 1986)
... allemaal goed opgeleid, flink wat te makken en mondig meneer... (Megchel J. Doewina: Huize Avondroze, 1988)
Gepubliceerd op 21-06-2017
Makken
betekenis & definitie