Gepubliceerd op 21-06-2017

Kaas

betekenis & definitie

1. de- is op tafel,nu mogen de pikante moppen en verhaaltjes verteld worden. Een zinspeling op het vroegere gebruik om na het dessert kaas op te dienen. De dames verwijderden zich dan van tafel.

2. de- snijden,pronken; goede sier maken (met kleding); zich als een fat gedragen. De uitdr. komt al voor bij Harrebomée 1858. In het soldatenslang van de 19de eeuw was kaassnijer een spotnaam voor een militaire dandy. Aan de KMA

werd ‘kaas’ ook gebruikt als slangterm voor ‘adjudant-onderofficier’. Een kaasstolpwas slang voor ‘onderofficierswoning’, maar of beide termen iets van doen hebben met de uitdr. hierboven is niet zeker. Dat zou impliceren dat onderofficieren door hun manschappen beschouwd werden als pronkers of modegekken. Misschien heeft de uitdr. te maken met ‘de kaas nogal dik snijden, met hom-pen, waarna men opschept, zich mooi voor doet5 (Stoett). Of moeten we ‘kaas’ eerder associëren met een zekere welstand, als voedsel voor meer gegoede mensen? Overdrachtelijk zou het dan op kleding zijn toegepast (Huizin- ga). Of refereert deze uitdr. misschien aan ‘het geuren’, volgens Van Ginneken de gebruikelijke term bij de infanterie (periode 1860 -1885) voor ‘pronken’? Het kan natuurlijk ook zijn dat uitdr. als geuren-, geurpikkenen meteen los geurtje lopen(soldatenslang 19de eeuw voor ‘deftig wandelen’) achteraf zijn afgeleid van onze zegswij ze de kaas snijden.De geurmaker ‘militaire bluffer5 vinden we eveneens terug in de soldatentaal van Ned.-Indië, bijv. in het boekje Op Java langs kruiswegen slingerpad (1882): ‘Een geurmaker is hij, die vrolijk en lustig zich als “swell” gedraagt; die ook de kunst verstaat van zwendlen, al naar ’t zijn gezin en luim behaagt.’

3. de - van de jood is op,gezegd van iemand die impotent is (door ouderdom of door seksuele uitspattingen). Deze informele uitdr. werd al opgetekend in de 19de eeuw.
4. - hebben aan,maling, lak hebben aan. Wellicht heeft kaas hier de bet. ‘iets overbodigs’ (n.1. op beboterd brood). ‘Kaas’ en ‘lak’ zou

den evenwel ook verbasteringen kunnen zijn van ‘kak’.

5. - uit het vuistje,reclameslogan uit de jaren zestig ter bevordering van de kaasconsumptie. Dimitri Frenkel Frank, ‘creative director’ bij het reclamebureau Prad, kwam met deze kreet. De eerste advertenties verschenen in 1963.
6. - voor ’t bekkie,Haagse uitdr. voor ‘wat iemand graag hoort of wenst.
7. met - rondrijden,(als oude man) nog naar de meisjes kijken. Deze uitdr. wordt o.a. vermeld door Harrebomée 1858. Een meisjesgek noemde men in de 19de eeuw ook een kaasjager.Vermoedelijk is dit woord van Rotterdamse origine. Het wordt als zodanig vermeld door Oudenaarden 1986, en Rotterdamse auteurs als Van Iependaal en Deelder gebruikten het meermaals in hun werk).