Wat is de betekenis van impliceren?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

impliceren

impliceren - Werkwoord 1. (inerg) stilzwijgend ten gevolge hebben Dit impliceerde een verhoging van de lasten. Woordherkomst afgeleid van het Franse impliquer (met het achtervoegsel -eren) Verwante begrippen implicatie, impliciet

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

impliceren

impliceren - regelmatig werkwoord uitspraak: im-pli-ce-ren 1. iets betekenen ♢ het besluit impliceert dat iedereen voortaan zijn koffie zelf betaalt Regelmatig werkwoord: im-pli-ce-ren het impliceert ...

2024-04-24
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Impliceren

[Lat. im-plicare, -atum = in-vouwen] 1 in zich sluiten, met zich mee brengen; 2 in een zaak verwikkelen.

2024-04-24
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Impliceren

mede inhouden; in een zaak betrekken

2024-04-24
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

impliceren

1. betekenen; 2. inhouden.

2024-04-24
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Impliceren

mede omvatten, in zich sluiten, betrekken (in)

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Impliceren

(impliceerde, heeft geïmpliceerd), (<Lat.), 1. mede begrijpen, omvatten: dat impliceert dat hij er van op de hoogte was, dat is daarmee gezegd; 2. verwikkelen, (iem.) betrekken (in een zaak).

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

impliceren

1 insluiten, omvatten, begrijpen; 2 verwikkelen, in een zaak betrekken.