een - hebben
met een ontevreden gezicht rondlopen. Vanwege de omlaag gebogen mondhoeken. In Opoe Herfsten bij Piet Grijs. In het hierna volgend citaat ook als zelfstandig naamwoord voor een chagrijnig persoon:
Dolf is gewoon een goor stuk hoefijzerbek dat zich hier met semi-intellectueel gelul kan handhaven en de baas over ons speelt. (Boudewijn Büch: Links, 1986)