Gepubliceerd op 21-06-2017

Gezicht

betekenis & definitie

1. een - hebben als het achterbalkon van een tram, erg lelijk zijn. Al vermeld door Mesters. Syn. een gezicht hebben als de achterkant van een tram. Staaltjes van ruwe volkshumor. Vgl. Engels slang a face like the back of a bus/tram-, aface like the rear end ofa cow/the side of a house-, aface that would stop a bus (orclock).De meeste van deze (Engelse) uitdr. stammen uit de jaren veertig.

Ik bekeek mezelf eens goed en dacht: 1.80 meter, een kop als de achterkant van een bus en ook nog doof. Dat wil niemand, zorg dat je er in je eentje een succes van maakt. (Opzij, september 1992)

2. op je -, grappige bedreiging in de zin van ‘daar komt niets van in; dat denk je maar’. Elliptisch voor je zal op je gezicht vallen.Talrijke varianten in de volkstaal. Zie ammehoela/aan mijn hoela; morgen brengen; op je bolle ogen; op je gat.O.a. bij Stoett.