1. gaan we-,zoek je ruzie? Gezegd wanneer iemand nogal opdringerig doet. Informele uitdr.
2. (met) iemand-,iemand voor de gek houden, op stang jagen; speels met iemand omgaan. Vooral in zwang onder voetballers, waar het de meer specifieke bet. heeft van ‘het publiek amuseren door een tegenstander voortdurend te passeren en hem dus in feite voor de gek te houden’. Bij Koster Henke heeft dollen de bet. ‘groot doen’ (bijv. ‘met geld rammelen’).
Ja, jullie met je wit voetje heb makkelik dolle! (Israël Querido: Levensgang, 1901)
Ha, we gaan weer dollen, denkt hij. (Simon Carmiggelt: Dag opa, 1962)
Een paar dagen lang werd ik gedold, van wat ben jij nou voor een kerel... (Haring Arie: Recht voor z’n Raap, 1972)
3. zonder-,zonder gekheid; serieus nu. Informele uitdr.
Haarlem, ook een zeer jofel stasjon, écht, zonder dollen... (Remco Campert: Tjeempie! of Liesje in Luiletterland, 1968)
Maar eh, even zonder dollen, zeg me eens effe waar Germ is, lieve meid. (Ben Borgart: De slakken van Canêt d’Olt, 1973)
Een stoere stronk in Lederhosen - zonder dolle - ze bestaan! (J.A. Deelder: Drukke dagen, 1988)