Gepubliceerd op 21-06-2017

Dom

betekenis & definitie

1. dat is niet van -men huize,dat is niet mis. Marineslang.

2. - geboren en nooit iets bijgeleerd,uitdr. gebruikt m.b.t. ongeneeslijke domheid. Reeds in de 19de eeuw en eveneens in het Duits: dumm geboren, dumm geblieben, nichts dazugelernt (met verscheidene varianten). Een variant is dom geboren en simpel gewiegd.

Met een tas vol boeken was hij ooit op de middelbare school gekomen; met een tas vol boeken die hij nooit zou lezen, liep hij er weg. ‘Dom geboren en er nooit iets bijgeleerd’, hoorde hij zijn vader zeggen. (Ton Anbeek: Sisyfus verliefd, 1990)

Marijn de Koning (D66) had alle antwoorden fout. Die wist dus niet eens dat ‘Eenzaam maar niet alleen’ door koningin Wilhelmina geschreven is (n.b. een multiple choicevraag), wie de ‘bedwinger van Atjeh’ was en wie de ‘apostel der arbeiders’ werd genoemd. ‘Dom geboren en niets bij geleerd’, had ze moeten zeggen. (Elsevier, 11/01/97)