Gepubliceerd op 21-06-2017

Bloot

betekenis & definitie

1. - slaat dood, uitroep bij het aftikken of krijgertje spelen.

Klaar om partnertje te ruilen, / Vaag in het hoofd nog ‘bloot slaat dood’, / ‘Waar twee ruilen, moet één huilen’, / ‘Schoon hun vader het hen verbood.’ (Frans Halsema: De vroeg grijze generatie, 1978) Hoofdredacteur Cathal Goan blijft optimistisch roepen dat zijn omroep het Iers weer populair zal maken. Informatie over de te verwachten pro-grammering geeft ie nog niet. Niet dat hij veel keus heeft: bloot slaat in dit geval niet dood. (Trouw, 30/09/94)

2. in zijn bloteflikker,naakt. Flikkerheeft hier, net als in op zijn flikker geven/krijgen,de bet. ‘lichaam’.
3. in zijn blote Gerrit, Rotterdams slang voor ‘in zijn blote kont’.
4. in zijn blote pierewiet,naakt (gezegd van een jongetje). Pierewietis een slangterm voor het mannelijk lid.

Kareltje Borkelo sjorde zijn hempje over zijn hoofd en stond in zijn ‘blote pierewiet’... (Jacobus van Looy: Jaapje, 1917, herdruk 1975)

... die heeft zo’n enorme pierewiet dat de Jappen die als been meetellen (Bouke Jagt: Ijzeren Chrysant, 1982).

5. op blote bajonetten,op blote voeten. Vgl. op zijn laatste bajonetten lopen.In soldatentaal wordt de bajonet ook gebruikt als metafoor voor het mannelijk lid (Salleveldt 1980).
6. van mijn blote reet,niets waard. Vgl. (in Vlaanderen) van mijn kloten; van de hond zijn kloten.

Nou, dat was me in Holland een onthaal van m’n blote reet. (Haring Arie: Recht voor z’n raap, 1972) Ja... Ik was een filmster van me blote reet. (Haring Arie: De Sarkast, 1989)

7. voorde blote komen/geven,een pak ransel (op de billen) geven. Voorde blote krijgenis ‘een pak ransel krijgen’. Informele uitdr.