Gepubliceerd op 21-06-2017

Hoofd

betekenis & definitie

1. een - als een (afgetrapte) gymschoen,zie een kop als een gymschoen hebben.

2. het - en de benen,wielercliché voor de succesvolle combinatie van intelligentie en spierkracht. In 1898 publiceerde de oprichter van de Tour de France, de Fransman Henri Des- grange, zij n beroemde boek La tête et les jambes, misschien een verwijzing naar de Provengaal- se zegswijze quand on n’a pas de tête ilfautavoir des jambes.Het Franse wielerargotkent ook de uitdr. couriravec sa tête‘op een berekenende manier fietsen’. In de jaren zestig was er op de Franse tv een quiz, gecombineerd met een heuse wedstrijd, onder de titel ‘La tête et les jambes’. Hierin namen scholieren het op tegen sportlui. Ondertussen is het een gevleu-gelde uitdr. geworden onder wielrenners en andere sportbeoefenaars.

Ik durfde nog niet in de wind te gaan rijden en ik wilde ook nog niet naar voren schuiven om geen kracht te verspillen,je zitdan metjehoofd en je benen te rekenen. (Vrij Nederland, 01/04/89)

De malaise begint bij iedere voetbalclub in de hoofden, niet in de benen. (Elsevier, 18/05/91) Intussen moetje ook nog opletten datje niet te vroeg in de wind komt te zitten. Je zit dan met je hoofd en je benen te rekenen. (Vrij Nederland, 10/07/93)

3. jouw - op eenpostzegel en de post gaat failliet, schertsend gezegd van een zeer lelijk persoon. Ook in het Duits: dein Kopf aufder Briefmarke, und die Postgeht Pleite. Postzegelis al erg lang een slangwoord voor ‘hoofd’ of ‘gezicht’ (o.a. in het werk van A.M. de Jong, Piet Bakker en andere volksschrijvers).