Zeesterren - Asteroïdea, een klasse der Stekelhuidigen. Meestal met de gedaante van een schijf met 5 kortere of langere armen, die zelfs vertakt kunnen zijn. In de huid liggen talrijke kalkplaten, die het dier beschutten, maar toch de groote bewegelijkheid der armen niet verhinderen. Op de platen staan vele stekels, waartusschen talrijke pedicellariën.
De mond ligt aan de onderzijde in het midden van de schijf; aan de onderzijde der armen bevinden zich de ambulacrale voetjes, waarmede het dier zich voortbeweegt. Beweegt zich langzaam, voedt zich met vastzittende of traag zich bewegende dieren, b.v. mossels; de z. omklemt met de buigzame armen de prooi, die zijn schelpen sluit; na eenigen tijd echter verlammen de sluitspieren van den mossel, waarschijnlijk ten gevolge van een vergiftig vocht, dat uit den mond van de z. vloeit; deze stulpt nu de maag buiten het lichaam, brengt die in de gapende mosselschelp en verteert den mossel, dus buiten het lichaam. — De talrijke soorten leven uitsluitend in zee; aan onze kusten vindt mep steeds de gewone z. of vijfvoet (Asterias rubens), na storm soms in duizenden exemplaren; men verzamelt deze om er de velden mede te bemesten. Een afbeelding van een z. vindt men op plaat Stekelhuidigen II, fig. 7. De vermenigvuldiging geschiedt door eieren, waaruit vrij zwemmende larven ontstaan, uit welke later zich de z. ontwikkelen. Het herstellingsvermogen is zéér sterk ; snijdt men een arm af, dan kan daaraan weder een schijf met de ontbrekende armen groeien; men vindt wel zulke armen met een klein schijfje en korte armen (kometenvorm).