Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Yellowstone park

betekenis & definitie

Yellowstone park - een der merkwaardigste en in Europa meest bekende gedeelten van de Ver. Staten van N.-Amerika, gelegen in de Rocky Mountains in den N.W.-hoek van den staat Wyoming en voor een zeer klein deel in de aangrenzende staten Idaho en Montana, werd genoemd naar de gele kleur van het gesteente. De merkwaardigheden van dit „wonderland” werden ontdekt door jagers en pelshandelaren en eerst in 1863 door kapitein De Lacy nader onderzocht. Door het onvermoeide ijveren van prof.

Hayden werd het geheele"park, met een oppervlakte van 870.000 H.A. (d. i. bijna zooveel als onze provincies N.-en Z.-Holland, Zeeland en Utrecht te zamen), den lsten Mei 1872 tot national park verklaard. Hierdoor werd het onttrokken aan landbouw of industrie en bleef ongeschonden voortbestaan als natuurmonument „for the benefit and the enjoyment of the people”. Jaarlijks wordt het door een 10.000 toeristen bezocht; daarvoor zijn wegen aangelegd, eenige hotels gebouwd, en plaatsen aangewezen geschikt voor kampeeren. — Het Y. Park is geen Zwitsersch bergland met besneeuwde toppen, maar een hoog plateau, gemiddeld zelfs 2400 M. boven zeeniveau gelegen, omringd door hooge bergketens, die tot 3000 a 3600 M. hoogte reiken, o. a. de Teton Mt. in het Z., de Absaroka-bergen in het O. Lage heuvels loopen over het plateau, terwijl talrijke rivieren er diepe, canon-achtige dalen hebben uitgeschuurd. Van deze is de Y. river, die het Y. Lake vormt, de belangrijkste. Door de groote hoogte, waarop het park ligt, is het land bijna 8 maanden van het jaar met sneeuw bedekt; alleen van half Juni tot half September is het daardoor toegankelijk. Gedurende dezen korten zomer herinneren de sterke afwisseling van de dag- en nachttemperatuur, de frissche lucht, heldere hemel en plotselinge heftige regenbuien met zware onweders, aan het klimaat der Alpen. Het Y. park is een toevluchtsoord geworden voor de bedreigde flora en fauna der Unie. Bijna alle berghellingen en het grootste deel van het eigenlijke plateau zijn bedekt met dennenbosschen, hoofdzakeiijk van den zwarten den (Pinus contorta), waarvan de stam geen geschikt timmerhout levert, in tegenstelling met de zeldzaam voorkomende douglas en balsemspar.

Hier en daar komen uitgestrekte weiden van „gramma”-, „buffalo-” en „bunch”gras voor, terwijl er voorts een groote rijkdom is aan wilde bloemen, die een aangename afwisseling vormen met de zwarte bosschen. Van de groote dieren, die in het park leven, krijgt men vaak de beren en de herten te zien, maar slechts zelden de bisons, bevers en elanden, die elders in de Unie vrijwel uitgestorven zijn. Het is verboden te jagen; visschen is echter toegestaan, behalve met netten; men vangt vooral veel forellen. Zijn grootste vermaardheid ontleent het aan de geysers. Hoewel het tot de hoogste deelen van het Rotsgebergte behoort en daarom door de Indianen „top van de wereld” genoemd wordt, is het toch tegelijk de plaats, waar de inwendige warmte der aarde het dichtst bij de oppervlakte komt. In den tertiairen tijd hadden hier geweldige uitbarstingen plaats, waarbij machtige lava-stroomen te voorschijn traden, die de kalkgesteenten met een laag van soms 600 M. dikte overdekten. Thans vindt de centrale hitte een uitweg in geysers, warme bronnen en vele tusschenvormen, waarmee het land als bezaaid is. Nergens op aarde vindt men zooveel (± 100) geysers bijeen, nergens ook zulke hooge en dikke heetwaterstralen, noch zulk een variatie.

Tot de bekendste behoren : Old Faithful, spuit om de 65 min. gedurende 41/2 min. een straal van 45 M. hoogte ; Giantess om de 14 dagen; Grand eenige malen per jaar een straal van 60 M.; Young Faithful werkt om de 5 min., maar niet langer dan 1 min.; Giant in onregelmatige perioden 11/2 uur lang een straal van 75 M. Van de heete bronnen zijn er honderden en honderden in heele groepen bijeen. Het zijn gaten en spleten in de dalen of berghellingen, van enkele Meters breedte, waarin het water kookt en borrelt en de heete stoom uitspuit. De temperatuur bedraagt zelfs aan den rand 86—90° C., maar dit is op deze hoogte bijna kookpunt (n.l. 92° C.). Het water is meest zeer helder en de wanden zuiver wit, terwijl vaak aan den rand oranjebruine of zilverwitte wieren groeien; in enkele heete bronnen is het water troebel, modderachtig en gelijkend op grijze verfpotten. In den regel bevindt zich de bron op het hoogste punt van een vlakken heuvel; wanneer zij dan overvloeit, doodt het heete water allen plantengroei, vooral door de vorming van een harde, ondoordringbare kiezellaag, waardoor zelfs boomen sterven. Vermelding verdienen ten slotte de Obsidiaanrotsen, die 75 M. hoog zijn en de terrassen van Mammoth Hot Springs.

De laatste zijn een kalksinter-formatie van wit, helgeel, rosé, bruin, okergeel, groen, enz., waarover het heete water uit 70 bronnen ongeveer 60 M. naar beneden stort. — Litt.: F. V. Hayden, Twelfth Annual Report of the U. S. Geol. Survey (1878); H. M. Chittenden, Y. N. P. (1903); id. Davis Science (1897); A. Hague, Geol. History of the Y. N. P. (1887); Haynes Guide to the Y. P.; Hugo de Vries, Het Y. (Wereld-Bibl.).