Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Park

betekenis & definitie

Park, - een groote uitgestrektheid met bosschen, weilanden, waterpartijen, enz. Met de zoogenaamde nationale parken, waarvoor de Vereenigde Staten van Amerika met het Yellowstone-park, de Yosemite-vallei en talrijke andere het voorbeeld gegeven hebben, wordt de bescherming en het behoud beoogd van merkwaardige bodemvormingen (bergen, geysers, enz.) en soorten en genootschappen van planten en dieren. In het nationale park van Zwitserland tracht men de merkwaardigste planten en dieren van het Zwitsersche hooggebergte in stand te houden. Terwijl de parken vroeger meer uitsluitend particulier bezit waren, komen vanaf 1870 de publieke parken meer en meer op den voorgrond.

Het voorbeeld, dat Parijs gaf met het Bois de Boulogne, het Bois de Vincennes en het Parc des Buttes Chaumont, vond niet alleen in Europa, maar ook in Amerika en Japan algemeene navolging. Zoo kan Weenen o. a. wijzen op het „Prater”; Londen o. a. op het Hydepark; Brussel op het Bois de la Cambre en het park van Laeken; ’s-Gravenhage op het Bosch en de Scheveningsche boschjes; Arnhem op het landgoed Sonsbeek. Overigens zijn in Nederland vooral in de laatste helft van de 19de eeuw de wallen van de versterkte plaatsen in zoogenaamde plantsoenen veranderd. In Berlijn zijn nu de bosschen van het Grunewald voor stadspark bestemd. In de Vereenigde Staten hebben vooral de steden New-York, Washington, Columbia, Boston en Chicago millioenen uitgegeven voor het stichten van geheele parksystemen. Als bijzondere vormen van publieke parken zijn te beschouwen de begraafplaatsen, de botanische tuinen en de zoölogische tuinen. (Zie TUINKUNST en STADSUITBREIDING).