Week (kalender) - Zij telde oorspronkelijk (5 of) 10, klaarblijkelijk op de vingers afgetelde dagen (kleine en groote week). De synodische maand heeft dan 3 (groote) weken of decaden ; deze waren in den Griekschen kalender in gebruik en ook in den kalender der Fransche revolutie. De planetenwaarneming heeft ons de week van 7 dagen gegeven. In de astrologie werden de 24 uren van den dag achtereenvolgens beheerscht door de „planeten” Saturnus, Jupiter, Mars, Zon, Venus, Mercurius en Maan.
De dag kreeg zijn naam naar den regent van het eerste uur ; de eerste dag heet dus Saturnusdag (Zaterdag). Ook het 8ste, 15de en 22ste uur van dien dag worden door Saturnus beheerscht, het 23ste door Jupiter, het 24ste door Mars, het 25ste, d. i. het 1ste uur van den tweeden dag, door de Zon ; deze tweede dag heet Zondag. De volgende dagen heeten dan Maandag, Mardi, Mercredi, Jeudi en Vendredi. De Germaansche volken hebben de vier laatste dagen naar de góden Tiu (Tyr, den krijgsgod), Wodan (Odin, den stormgod), Thor (den dondergod) en Freia of Frigg (de godin der liefde) genoemd. Deze zevendagige w. heeft zich van Babylon uit over de wereld verbreid. Omstreeks 1600 v. C. schijnen „vingerweek” en „planetenweek” nog naast elkander bestaan te hebben. De Christelijke w. begint met Zondag, de Joodsche met Zaterdag, de Mahommedaansche met Vrijdag.