Venloo - gem. in Limb., 2687 H.A., meest zand ; alleen in ’t W. langs de rivier wat klei. Zij telt inw., die op ’t platteland van landbouw leven. De stad V. ligt op den rechteroever der Maas en aan het kruispunt van 5 spoorlijnen. Door deze verkeerswegen is er een zeer drukke handel ontstaan, gepaard met allerlei takken van nijverheid.
Het Raadhuis dateert van 1595 en bezit o. a. een schilderij van Goltzius. Er zijn verscheidene kloosters en drie R.-K. kerken, waarvan de St.-Maarten de oudste is (1304); zij bezit in den preekstoel een meesterstuk van snijkunst, terwijl ook het gegoten doopvont hooge kunstwaarde heeft. De plaats wordt reeds in 1170 als Venia vermeld en ontving op 1 Sept. 1343 van hertog Reinoud II stedelijke rechten. Het heeft als vesting verscheidene belegeringen doorstaan, o. a..in 1373 door bisschop Arnold van Hoorn, in 1459 door Arnoud van Gelder, in 1473 door Karel den Stoute, in 1481 door Maximiliaan van Oostenrijk, in 1586 door Parma, in 1597 en 1606 door Maurits (beide malen vruchteloos) en in 1632 overgave aan Frederik Hendrik. In 1579 teekende V. de Unie van Utrecht; in 1830 voegde het zich bij België, maar kwam in 1839 bij ons land terug. In 1868 is V. als vesting ontmanteld.