Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vaandel

betekenis & definitie

Vaandel - van de oudste tijden af een zinnebeeld bij het leger, was een stang met gekleurd doek (oorspronkelijk van dierenbeelden voorzien, onder anderen nu nog bij Chineezen een draak). Bij de Israëlieten hadden drie stammen één v., bij de Grieken en Romeinen werd het v. het veldteeken voor een taktische legerafdeeling (eenheid). Sedert Marius bij de legioenen „adelaars” ingevoerd (standaarden, waarop metalen beelden). Voor de cohorten bestonden vierhoekige doeken, aan dwarsstang, van witte, roode of purperen kleur.

Na Constantijn den Groote’s overwinningen kreeg het krijgsvaandel het Christus-monogram of wel het Grieksche kruis. Hieruit ontstond weder het kerkvaandel (processies Kath. kerk: kruis met zinnebeeldige voorstellingen). O. a. hebben de Mohammedanen het teeken der halve maan in hun vaandels. Bij de Germanen, Slaven en Noormannen waren resp. draken, leeuwen en raven als zinnebeeld daarop geplaatst. In de Middeleeuwen (13de eeuw) werden de vaandels onder den naam „banieren” algemeen ingevoerd door de verschillende staten, vorsten, riddergeslachten, steden, stedenbonden, gilden. Hierop waren wapens geschilderd of geborduurd.

Bij de vakvereenigingen (vroeger gilden) en andere bonden is deze gewoonte tegenwoordig nog behouden gebleven. Bij de nieuwere legers dient het v. voor zelfstandige troepenafdeelingen (infanterie-, cavalerieregiment) als veldteeken. Bij de ruiterij heet het „standaard”. Vroeger waren steeds officieren met de bewaking belast, tegenwoordig bij sommige legers onderofficieren. De tegenwoordige verspreide vechtwijze heeft tengevolge, dat bij de ontwikkeling tot het gevecht de vaandels naar de reserves overgaan. Ten slotte is vaandel of vendel de oude benaming voor een bende krijgsknechten.