Tiberius - (Claudius Nero), Rom. keizer, 14—37 n. C., geb. 42 v. C. als oudste zoon van Livia Drusilla en Tiberius Claudius Nero; werd na het huwelijk van Livia met Octavianus in het huis van laatstgenoemde grootgebracht, onderwierp met zijn broeder Drusus 15 v. C. de Rhaetiërs en Vindeliciërs; hij was gehuwd met Vipsania Agrippina, een dochter van Agrippa, doch moest na diens dood dit huwelijk ontbinden en in den echt treden met Agrippa’s weduwe uit het tweede huwelijk, des keizers dochter Julia (11 v. C.); na den dood van Drusus was T. in Germanië werkzaam. Een opdracht om Armenië aan de Parthen te ontrukken, wist hij te ontwijken door zich naar Rhodus te begeven; 2 n. C. keerde hij naar Rome terug en werd 4 n. C. door den keizer, hoewel deze een afkeer van hem had, geadopteerd. Vervolgens streed T. weer in Germanië en beschermde na de nederlaag van Varus (9 n. C.) tot 11 de Rijngrens. In 13 n. C. werd hij tot medebestuurder van het rijk benoemd door Augustus, die eindelijk zijn waarde had ingezien en na diens dood (14) door den senaat als keizer erkend.
De regeering van T. is een model van centraalbestuur van het geheele Rom. rijk, dat nu, behoudens enkele kleine opstanden, rust genoot; door strenge wetten op de zeden en de weelde maakte T. een eind aan de toenemende demoralisatie; vooral ook wijdde hij zijn aandacht aan de verwaarloosde provinciën; de financiën regelde hij zoodanig, dat hij bij zijn dood een welgevulde schatkist (2700 mill. sestertiën, d. i. ruim 350 mill. gld.) naliet. Doch ’s keizers streven vond geen waardeering en zoo werd T. afkeerig van alles, trok zich in eenzaamheid naar Capri terug en liet de regeering over aan den praefect der garde, Sejanus; diens verraad en val (31 n. C.) gaf T. aanleiding tot een vreeselijk wraakgericht. Rome heeft hij na 26 n. C. niet weergezien ; hij overleed, wellicht vermoord, tijdens een plotselinge ziekte, 16 Maart 37. Hij was een der beste regeerders van Rome ; zijn hardheid en wreedheid zijn het gevolg van de bittere lotgevallen zijns levens. Zijn voornaamste karaktertrekken waren ernst en geslotenheid, koelheid en egoïsme. Het ongunstig oordeel over T. dateert van de partijdige schildering van Tacitus.