Thorium - scheikundig element, symbool Th, atoomgewicht 232,5, door Berzelius in 1828 ontdekt in een mineraal, op het eiland Löv-ön bij Brevig in Noorwegen gevonden en sinds Thoriet genaamd. Het t. komt slechts in enkele zeldzame mineralen als hoofdbestanddeel voor. In kleine hoeveelheden is het echter zeer verspreid, vooral in de mineralen van de z.g. zeldzame aarden.
Voor de technische bereiding komt voornamelijk het Monazietzand in aanmerking, dat van sporen tot 2 % van dit element bevat en waarvan de waarde voornamelijk van het t. gehalte afhangt. Het vrije metaal heeft men niet geheel zuiver kunnen bereiden, daar het zoowel door de verschillende reductie-methoden als door electrolyse oxyd bevat en bovendien zeer hoog smelt, waardoor een metaalregulus niet kan worden verkregen, terwijl het zich gemakkelijk met waterstof, stikstof en koolstof verbindt. Het zuiverst verkregen metaal bevat nog altijd meer dan 10 % oxyd. Dergelijk onzuiver metaal heeft een s. g. van ongeveer 12, verbrandt gemakkelijk en met schitterend licht in zuurstof ; het laat zich tot band uitwalsen. In vacuo electrisch gegloeid, sintert dit band tot dicht metaal, dat bij 1450° doorsmelt en zeer zachte en ductiele metaalkogeltjes achterlaat, die even week zijn als platina. Bij hoogere temperatuur werkt het op de halogenen, zwavel, stikstof en waterstof in. De sterke zuren lossen het langzaam op; alleen koningswater werkt heftig. Tegen basen is het bestendig.
In zijn verbindingen is het t. vierwaardig. Het treedt uitsluitend als positief element op en vormt dus in tegenstelling met de elementen, waarmede het overigens de grootste overeenkomst vertoont, het titaan en zirkoon, geen zuren. Ook heeft het geen neiging tot het vormen van komplexe verbindingen. Van de verbindingen spelen het sulfaat, phosphaat en oxalaat een rol bij de bereiding uit monaziet en bij de zuivering. Het meest gebruikte zout is het nitraat, dat dient tot het impregneeren van gasgloeilichtkousjes.
Deze bestaan n.l. uit een mengsel van 99 % thoriumoxyd met 1 % ceriumoxyd, dat wordt verkregen door een weefsel met een oplossing van de beide nitraten te drenken en daarna te verasschen. De werking van dit mengsel berust voor een belangrijk deel op het geringe warmte-geleidend vermogen van het thoriumoxyd. T. behoort tot de radioactieve elementen. Het is de langlevende stamvader van de z.g. thoriumfamilie, waartoe het mesothorium, radiothorium, thorium X, thoriumemanatie en de met thorium A, B, C en D (de laatste nog met indices) worden gerekend.