Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eiland

betekenis & definitie

Eiland - een door water omgeven stuk land (evenals de vastlanden), echter meest met een oceanisch klimaat. Het grootste eiland is Groenland (2,2 millioen K.M.2), het kleinste vastland Australië (7,6 millioen K.M.2). Dan volgen: Nieuw-Guinea (785.000 K.M.2), Borneo (734.000 K.M.2), Madagaskar (592.000 K.M.2), Baffinsland (± 600.000 K.M.2), Sumatra (421.000 K.M.2). De totale oppervlakte der eilanden, het nog niet bekende polaire gebied uitgezonderd, bedraagt 9,7 millioen K.M.2 d. i. ± de oppervlakte van Europa.

Meest liggen de eilanden in groepen, slechts enkele geheel afzonderlijk. Op de kaarten wordt de grootte vaak zeer overdreven voorgesteld: alle eilanden van Oceanië, de continentale niet meegerekend, evenmin de groep der Hawai-eil., hebben samen nog niet de oppervlakte van Nederland. Naar de ligging kunnen de eil. verdeeld worden in c o n t i n e n t a l e en o c e a n i s c h e, al naar ze gelegen zijn dichtbij of verder van het vastland af. Naar het ontstaan verdeelt men ze wel in c o n t i n e n t a l e, welke deel hebben uitgemaakt van het vastland, en o o r s p r o n k e l ij k e. De continentale e. zijn in beide indeelingen niet volkomen dezelfde: er zijn eilanden, dicht bij het vasteland gelegen, zooals sommige vulkanische e., die nooit deel hebben uitgemaakt van het vasteland. We volgen hier de genetische indeeling.

Het ontstaan van continentale e. kan verklaard worden door daling, breuken en zee-erosie (abrasie). Meest ontstond de afscheiding van het vasteland niet in historischen tijd, wat wel het geval is geweest met onze Wadden-eil. Van daar, dat eerst onderzoekingen op geologisch en biologisch gebied het bewijs kunnen leveren, dat en wanneer, de eil. zijn afgescheiden. De Dalmatische eil. bestaan grootendeels uit dezelfde krijtformatie als het aangrenzende gebergte van Dalmatië. Ook strekken de eilanden zich in dezelfde richting uit. De Sporaden, die niet verspreid, maar in rijen liggen, vormen het verlengde van gebergten in Klein-Azië. Nova Zembla ligt in het verlengde van den Pae Choi, een zijtak van den Oeral; de verschillende formaties van de Zuidkust van Engeland sluiten volkomen bij die van Frankrijk aan. Het geologisch bewijs wordt versterkt door biologische feiten.

De oorspronkelijke eil. zijn altijd arm aan levende wezens, vooral van die soorten, die zich niet door eigen beweging over groote afstanden kunnen verspreiden. Continentale e. sluiten, wat hun flora en fauna betreft, meest nauw aan bij de aangrenzende deelen van het vastland. Hoe later de afscheiding ontstaan is, des te meer zullen zij er mee overeenstemmen. Naar Wallace bedraagt het aantal soorten zoogdieren in Duitschland 90, in Engeland 40, in Ierland 22. Tengevolge van de afzondering zal een verandering der soorten gemakkelijker op eilanden plaats grijpen dan op het vasteland. Men spreekt dan van endemische (eigen) soorten. Hoe meer eigen soorten, hoe vroeger in ’t algemeen de afscheiding heeft plaats gehad. Al naar den tijd van afscheiding worden de continentale eil. verdeeld in jong- en oud-contin. e. Als grens wordt gewoonlijk het diluvium genomen.

Van de oorspronkelijke e. zijn een voorbeeld van de geheven e.: de Praebilov-e. in de Beringstraat. De aanspoelings-e. komen meer voor. Vulkanische e. ontstaan, doordat onderzeesche vulkanen zooveel materiaal te voorschijn brengen, dat dit eindelijk den zeespiegel bereikt. Natuurlijk kunnen ze langzamerhand een heel eind uit zee oprijzen. Echt vulkanische eil. bestaan alleen uit vulkanische gesteenten; bevatten ze nog andere, dan mogen ze niet tot de zuiver oorsponkelijke eil. gerekend worden. Echt vulkanisch zijn S. Thomé, de Mascarenen, de Samoa eil. Vele vulkanische eil. der Antillen rusten op de overgebleven gedeelten van een oud Antillen-gebergte en van een keten, die tot de Cordillera’s van Venezuela behoort.

De meeste oorspronkelijke eil. in de tropen zijn ontstaan door de werkzaamheid van rifbouwende koraaldiertjes. Men vindt ze het meest in Oceanië en aan de Oostkusten van de vastlanden en eilanden. Merkwaardig is nog het verschil in regenhoeveelheid tusschen vulkanische en koraal-eil. Als ze in passaatgebieden gelegen zijn, ontvangen de vulkanische vaak zeer veel regen, ’t meest aan de zijde, waarop de passaat staat en zijn dan voor de cultures van groote beteekenis. Op Hawai valt op 3 M. hoogte 612 m.M., op 260 M. hoogte 3652 m.M. De sterke uitstraling op koraal-eil. doet de wolken, als ze er zijn, nog vaak verdwijnen. Ook stormvloeden doen op deze eil., als ze laag zijn, zeer veel schade. — Litteratuur. Behalve de betreffende hoofdstukken in de werken van Wagner, Supan, de Martonne,enz. zij gewezen op F. Hahn, Inselstudien, Leipzig 1883; Ch. Darwin, Structure and Distribution of Coral reefs, Londen 1842; R. Langenbeek, Die Theorien über die Entstehung der Korallen-inseln, Leipzig 1890; Gardiner, The Fauna and Geography of the Maldive and Laccadive Archipelagoes, Cambridge 1901; verder artikelen van Voeltzkov, Dana, Agassiz, Guppy, terwijl uit een biologisch oogpunt nog altijd Wallace, Island life, van groote waarde is.