Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mineralen

betekenis & definitie

Mineralen, - de homogene delfstoffen met vaste chemische samenstelling. De gesteenten zijn aggregaten van m., soms homogeen of althans bijna geheel uit hetzelfde m. bestaande, meestal echter uit een aantal verschillende m. opgebouwd. De m. komen bovendien voor op gangen. Zij zijn voor het grootste gedeelte vast; onder de organische stoffen, welke aardolie, aardpek en dergelijke delfstoffen samenstellen, zijn er een aantal, welke op zichzelf vloeibaar of zelfs gasvormig zijn.

Vloeibaar is ook, behalve aan de polen op de aarde en in de bovenste deelen der aardkorst, het water. M. ontstaan door stolling van het, magma genoemde, mengsel van oxyden, door afkoeling, indamping of onderlinge inwerking van in de aardkorst circuleerende waterige oplossingen of gassen, tengevolge van de verkoling van plantaardige en dierlijke stoffen. Men onderscheidt primaire en secundaire m.; primair heeten de m., ontstaan als stollingsproducten van het magma, maar ook die, voorkomend op gangen, zoolang men niet waarschijnlijk kan maken, dat de stoffen welke thans deze m. samenstellen reeds vroeger deel uitmaakten van m. De vaste m. zijn in den regel gekristalliseerd. Goed ontwikkelde kristallen vertoonen zij echter slechts bij uitzondering, n.l. als zij, vrij van elkaar of tot groepen vereenigd, de wanden van gangen of holten bedekken. Meestal hebben de groeiende kristallen elkaar gehinderd en missen zij daardoor den regelmatigen uitwendigen vorm. Dit is zonder uitzondering het geval voor de mineralen der gesteenten, maar ook de gangmineralen vormen dikwijls compacte aggregaten, die korrelig genoemd worden wanneer de samenstellende kristalindividuen in alle richtingen ongeveer even lang zijn, stengelig en vezelig wanneer deze in één richting veel langer zijn dan in de beide andere (stengels zijn dikker dan vezels), bladig, wanneer deze plat zijn. Amorfe m. komen ook voor. Opaal is daarvan een bekend voorbeeld en verder moet ook het glas, dat bestanddeel van een aantal stollingsgesteenten is, als m. worden aangemerkt.

Bovendien spelen kolloidale stoffen in het mineraalrijk een rol, waarvan de beteekenis eerst in den laatsten tijd voldoende wordt ingezien. Tal van stoffen — kiezelzuur en ijzeroxyden zijn twee van de meest voorkomende — vormen kolloidale oplossingen en slaan daaruit als gel neer. Deze gellen verliezen langzamerhand het aanvankelijk daarin in groote hoeveelheid voorkomende water. Dit is bijv. de ontstaanswijze van opaal. Bij voortgezette uitdroging verliezen deze stoffen haar amorf karakter en vormen dan veelal stralig vezelige aggregaten, d. w. z. aggregaten waarvan de vezels als stralen naar één punt gericht zijn of, wat nog meer algemeen is, in enkele punten samenkomen. De oppervlakte van dergelijke aggregaten bestaan dan uit een aantal bolsegmenten, niet ongelijk aan de buitenoppervlakte van een vollen druiventros en ook met dien naam aangeduid. Zij laten dikwijls los langs vlakken, welke met de buitenoppervlakte concentrisch zijn en vallen dan in schalen uiteen.

Door een voortgezet uitdrogingsproces, zooals hier beschreven, ontstaat uit amorfen opaal stralig vezelig chalcedoon. — De onveranderlijkheid der chemische samenstelling wordt gestoord door de isomorfe vervanging van de samenstellende chemische elementen door andere. Deze komt in meer of mindere mate bij nagenoeg alle m. voor. De indeeling der m. berust, naast de splitsing in groote klassen naar de chemische samenstelling op de vorming van onderling isomorfe-groepen. Men pleegt daarbij het begrip isomorfie ruimer te nemen dan in strikt wetenschappelijken zin geoorloofd is. De bedoelde klassen zijn: I elementen, II sulfiden (met inbegrip van de seleniden, telluriden, arseniden, antimoniden, bismutiden), III oxyden, IV hallogeenverbindingen, V carbonaten (met inbegrip van nitraten, jodaten, selenieten, manganieten en plumbaten), VI sulfaten (met inbegrip van chromaten, molybdaten, wolframaten, uranaten), VII aluminaten (met inbegrip van boraten, ferrieten, arsenieten, antimonieten), VIII phosphaten (met inbegrip van arseniaten, antimoniaten, vanadaten, niobaten, tantalaten), IX silikaten, X organische verbindingen. Onder deze namen zijn de belangrijkste m. genoemd.