Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schwarzenberg

betekenis & definitie

Schwarzenberg - (Vorst Felix), Oostenr. staatsman, geb. 1800, trad in 1818 in milit. dienst om in 1824 over te gaan naar de diplomatie. Gezant in St. Petersburg, moest hij dezen post in 1826 verlaten wegens zijn sympathieën voor de leiders der Dekabristen-beweging. Hierop gezant te Lissabon, wekte hij de ontevredenheid der bevolking door zijn verhouding tot Don Miguel, waarom hij ook deze plaats moest verlaten.

Een schandaalproces in Londen (1831) noodzaakte hem zich een tijdlang terug te trekken. Na daarop achtereenvolgens gezant geweest te zijn te Turijn (1839) en Napels (1844), nam hij bij ’t uitbreken van den oorlog tegen Sardinië dienst in ’t leger van Radetzky en onderscheidde hij zich bij Goito. Na de onderdrukking van den opstand in Weenen, werd hij op raad van zijn zwager Windischgrätz door keizer Ferdinand belast met de leiding van de regeering (Nov. 1848), Na bewerkt te hebben, dat Ferdinand afstand deed ten behoeve van Frans Josef (Dec. 1848), ging hij, toen de positie van de regeering sterk geworden scheen te zijn, over tot de ontbinding van den rijksdag van Krems (Maart 1849) en kwam de grondwet tot stand bij keiz. octrooi, waarbij vooropgesteld werd handhaving der eenheid van de O.-H. mon. Hierop mengde hij zich in de aangelegenheden van den Duitschen Bond, waar zich in het Frankf. parlement een streven openbaarde om de O.-H. mon. uit te sluiten. De Oost. afgevaardigden kregen den last, hun mandaat als lid van ’t parl. neer te leggen. Nadat O.-H. met behulp van Rusland er in geslaagd was, den opstand der Hongaren te onderdrukken, trad S., zeker van den steun van czaar Nicolaas I van Rusland, tegen Pruisen op, dat het plan had een Duitschen eenheidsstaat zonder O.-H. te vormen. Woelingen in Hessen gaven S. gelegenheid om tegen den Pruisischen koning, die zich mengen wilde in de Hessische aangelegenheden, op te treden. Pruisen moest afzien van interventie in Hessen en zijn plannen betreffende de vorming van een Duitschen eenheidsstaat laten varen (verdrag van Olmütz, Nov. 1850).

Pogingen van S., om nu een Duitschen Bond te stichten, welke bestuurd zou worden door een directorium, waarin de kleine staten geen stem zouden hebben, mislukten door het verzet, dat zich daartegen openbaarde van de zijde van Frankrijk en Engeland. De bond werd daarop in den ouden vorm hersteld (congres van Dresden, Dec. 1850—Mei 1851). Pruisen en Oostenrijk sloten een geheim verbond ten einde elkanders bezit in en buiten Duitschland te garandeeren. O.-H. had den voorrang in den Duitschen Bond herwonnen. De reactie vertoonde zich opnieuw. Verschillende staten, o. a. O.-H., schaften de constituties af.

Ten einde op economisch gebied een overwicht in den Duitschen Bond te krijgen, streefde S. er naar, een tolunie, welke alle Duitsche staten zou omvatten, tot stand te brengen. In Dec. 1851 kwam hiertoe een conferentie te Weenen bijeen, onder presidium van S., waarop alle Duitsche staten, met uitzondering van Pruisen en de Thüringer staten, verschenen waren. Nog voordat resultaten bereikt waren, stierf S. plotseling in April 1852. Litt.: Berger, F. zu Schwarzenberg (1853); Beer, Fürst Schwarzenbergs deutsche Politik (Hist. Tasch. 1891); Friedjung, Oest.-deutsche Zollunionspläne, 184953 (Oest. Rundschau XXV, 1).

< >