Samos - Grieksch eiland aan de W.-kust van Klein-Azië; 468 K.M.2, 69.000 inw. Het bestaat uit een bergrug van kristallijne leien en marmer, die zich in den Kerku tot 1440 M. verheft en vooral in het Z. vruchtbare vlakten. Er komen veel aardbevingen voor. De Grieksche bewoners behooren bijna allen tot de Grieksch-Orthodoxe kerk, zij leven hoofdzakelijk van landbouw en verbouwen koren, wijn, rozijnen, Johannesbrood, vijgen, uien.
Er komen vele ertsen voor (antimonium, zilverhoudend lood, koper, zink), maar deze worden nog weinig geëxploiteerd. De voornaamste industrieproducten zijn brandewijn, leder, olie en cigaretten. Hoofdstad is Vathy (± 8000 inw.) in het N.O. — Geschiedenis. S., oudtijds door Lelegers (Klein-Aziaten) bevolkt, daarop door Ionische Grieken bezet, heeft als zeemogendheid een voorname rol gespeeld en talrijke kolonies uitgezonden. Tijdens zijn hoogsten bloei geraakte het onder de alleenheerschappij van Polycrates (532 v. C.), werd na diens val schatplichtig aan de Perzen, doch werd na den slag bij Mycale (479 v. C.) weer vrij, werd lid van ’t Atheensch bondgenootschap, maar 440 v. C. door Pericles aan Athene onderworpen; vervolgens beurtelings in de macht van Athene en Sparta, daarna onder de Macedoniërs, toen onder de Rhodiërs, kwam het in 84 v. C. onder Rome. Het was een der hoofdzetels van den Ionischen volksstam en van den eeredienst van Hera (Iuno), machtig door een sterke krijgs- en handelsvloot, beroemd door zijn school van bouw- en beeldhouwkunst en door kostbaar aardewerk, het vaderland van de schilders Calliphon, Theodorus, Agatharakus en Timanthes, van de dichters Asius, Choerilus en Aeschrion, van de wijsgeeren Pythagoras en Melissus en van de geschiedschrijvers Eugaeon en Douris.