Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aardbevingen

betekenis & definitie

Aardbevingen - zijn die bodembewegingen, die haar ontstaan te danken hebben aan bewegingen in meer of minder diep gelegen lagen der aarde en zich als elastische trillingen door de middenstof der buitenste aardkorst of der dieper gelegen lagen van de aarde voortplanten. Ligt de zetel van een dergelijke van binnen naar buiten werkende kracht onder den bodem der zee, zoodat de beweging zich vandaar naar de oppervlakte voortplant, dan spreekt men van een zeebeving. Het uitgangspunt binnen de aarde van waaruit de elastische trillingen zich uitbreiden, noemt men de aardbevingshaard of hypocentrum; de daarboven gelegen plaats op het oppervlak der aarde wordt epicentrum genoemd. De lijnen, die de plaatsen verbinden, waar de a. gelijktijdig is waargenomen, noemt men homoseisten.

Hoewel de bijzondere vorm der a.-verschijnselen, waarin de groote en voelbare bewegingen der aardoppervlakte optreden, de meest bekende, voor velen zelfs de eenig bekende is, heeft het onderzoek met instrumenten, die dienen om de bodembewegingen aan te toonen en op te teekenen, aangetoond, dat het aantal a. overal op aarde veel aanzienlijker is dan men vroeger meende. Dergelijke instrumenten, de seismographen, doen zien, dat de bodem eigenlijk nooit in rust is, doch dat behalve de direkt voelbare bewegingen, stooten en trillingen verschillende oorzaken, als wind, luchtdrukveranderingen, deining in zee en branding op de kusten, druk straatverkeer en dreuning van zware machines, of ook zeer kleine of zeer ver verwijderde storingen, steeds kleine bodembewegingen tengevolge hebben, waaraan niet zelden een bepaalde periode eigen is. In tegenstelling tot de groote bodembewegingen der voelbare a. noemt men deze kleine bewegingen mikroseismische bewegingen. In de streek dicht bij het epicentrum is de a. steeds het heftigst en is de duur der beweging veelal slechts enkele seconden; verder daar vandaan is de uitwerking minder sterk, doch de duur langer; op zeer grooten afstand is de a. alleen te merken als mikroseismische beweging. De intensiteit eener a. wordt veelal uitgedrukt door een getal van 1 tot 10 volgens een schaal ontworpen door Forel en gewijzigd door Mercalli (b.v. 1 slechts met behulp van instrumenten waar te nemen, 2 zeer licht, alleen gevoeld door enkele personen in volmaakten staat van rust 6 zeer sterk, schok gevoeld door ieder, een algemeene ontsteltenis, voorwerpen vallen om, kalk valt van de muren, enkele gebouwen lijden schade,... .10 vernietigende schok, vele gebouwen storten in, talrijke slachtoffers, spleten in den grond enz. Isoseisten zijn de lijnen, die de plaatsen met gelijke seismische intensiteit verbinden, die dus het epicentrum omgeven).

Na een a. treden soms in dezelfde streek nog maanden lang verschillende zwakkere bevingen op, de zoog. nabevingen. Wanneer in eenzelfde streek a. zeer veelvuldig optreden, spreekt men van een aardbevingszwerm, b.v. de Phocische van 1870 —’73 met meer dan 60 000 stooten en die van Vogtland (Z.-O. Duitschland) met 1020 schokken van 13 Febr. tot 18 Mei 1903, waarvan 104 op 6 Maart.

Met de tegenwoordige methode van onderzoek ontsnapt geen enkele a. aan de aandacht en worden ook alle kleine bevingen en a. op grooten afstand in onbewoonde streken, die vroeger ongemerkt bleven, nu te onzer kennis gebracht. Ten einde eenheid en samenwerking in de studie der aardbevingen te bevorderen om het aantal a. per jaar juist te kunnen bepalen en het karakter van elke a. in het bijzonder te kunnen bestudeeren en de streken te kunnen vaststellen, waar a. het veelvuldigst voorkomen, is in 1903 een internationale seismologische associatie tot stand gekomen, die haar centraalbureau heeft te Straatsburg en waarbij de meeste landen zijn aangesloten. Tot de werkzaamheden van dit bureau behoort o.a. het verzamelen en catalogiseeren van de op aarde gevoelde of geregistreerde a. In vele landen worden de op dit land betrekking hebbende ingekomen berichten van speciaal daartoe aangestelde a.-waarnemers reeds bewerkt en gerangschikt, en deze bewerkingen aan het Centraalbureau opgezonden, waardoor de samenstelling van een voor de geheele aarde geldende, algemeene a.-catalogus aanmerkelijk vergemakkelijkt wordt. Uit den aard der zaak duurt het vele jaren voor een algemeenen catalogus gereed kan zijn.

Als voorbeeld van het aantal a., dat per jaar voorkomt, diene, dat in het jaar 1903 berichten inkwamen van 4760 verschillende door personen gevoelde a. In dit getal zijn begrepen zoowel de lichte, nauwelijks voelbare schokken als de sterke verwoestende a. In 1906 en 1907 werden resp. 4700 en 4383 a. gevoeld, terwijl in deze jaren geen enkele dag voorkwam, waarop geen aardschok werd gevoeld. Het aantal schokken per dag waargenomen, bedraagt voor deze jaren 12 a 13, of gemiddeld een a. om de 2 uur. Deze getallen hebben alleen betrekking op door personen gevoelde a. Op soortgelijke wijze als de gevoelde worden de in de seismologische observatoria geregistreerde a. gecatalogiseerd. Zoo werden in 1907 op de observatoria der aarde van 3100 verschillende a. opteekeningen verkregen. Van dit aantal waren 680 ook door personen gevoeld, zoodat ruim 2600 a. wel geregistreerd, doch aan de direkte waarneming ontsnapt zijn, deels omdat het epicentrum op den bodem der zee gelegen was en men dus met zoog. zeebevingen te doen had, deels omdat het in schaars bevolkte streken lag, vanwaar geen directe berichten tot ons komen konden.

Ook ons land is bij de int. seismol. associatie aangesloten. In 1902 werd in Nederland de studie der seismologie in het arbeidsprogram van het Kon. Ned. Meteorologisch Instituut opgenomen. Sedert 1908 worden in de Bilt geregeld seismol. waarnemingen met verschillende seismografen verricht.

Niet overal op de aarde komen a. even talrijk voor. De belangrijkste a.-streken der aarde zijn in het kort in twee groote gebieden samen te vatten:

de omtrek van den grooten Oceaan: de Westkust van Noord- en Zuid-Amerika met den West-Indischen Archipel, Nieuw-Zeeland, Polynesië en Melanesië, de Oost-Indische Archipel, de Philippijnen, Japan en de aangrenzende eilanden, de Aleöten enz.

het zuidelijk deel van het vasteland van Azië en Europa en het Noordelijk deel van Afrika, Achter- en Voor-Indië, Turkestan, Perzië, KleinAzië, de Balkan, Italië, Spanje, Algerië enz. Het zijn bij uitstek de tot de jongere geologische formaties behoorende streken, waar in de aardkorst belangrijke breukgebieden, hellingen, plooiingen, verschuivingen en inzinkingen voorkomen, die het meest van a. te lijden hebben.

In den loop der tijden zijn vele theorieën omtrent het wezen der a. opgesteld en verschillende redenen voor het ontstaan ervan opgegeven. Reeds de schrijvers der Grieksche en Romeinsche oudheid hielden zich hiermede bezig en de grondgedachte van Aristoteles heeft, zij het ook in gemodemiseerden vorm, tot voor kort als de algemeene oorzaak der a. gegolden. De Engelschman Robert Mallet, die een grondige studie van de groote Italiaansche a. van 1857 maakte, kan als de grondlegger van het moderne a. -onderzoek worden genoemd. Hij stond nog geheel op het standpunt der zoog. haardtheorie, volgens welke de a. alle hun oorsprong zouden hebben in vulkanische werkingen in de aardkorst. Op grond van studie’s over a. in Calabrië publiceerde de Oostenrijksche geoloog Suess, die geheel nieuwe ideeën voorstond, in 1872 een verhandeling, waarbij als oorzaak der a. werden genoemd onderaardsche grondverschuivingen langs bepaalde lijnen. Het feit, dat de epicentra der groote zich ver uitbreidende aardtrillingen in den regel op bepaalde lijnen gelegen zijn, bracht hem tot dit denkbeeld. In zijn standaardwerk „Das Anlitz der Erde” in 1885 verschenen maakt, hij een scherp onderscheid tusschen de verplaatsings- of dislocatiebevingen, tegenwoordig met den naam tektonische a. bestempeld, en de vulkanische a. Zijn leerling Hoernes voegde later aan deze classificatie nog de instortingsbe vingen toe, welke veroorzaakt worden door instorting van holen, diep in den grond, door langzame uitlooging der gesteenten, door onderaardsche waterloopen ontstaan.

Van de genoemde soorten van a. zijn de tektonische de belangrijkste, Be instortingsbevingen zijn beperkt tot streken met een kalkachtigen bodem en komen vaak voor in de Kalk-Alpen, het Karstplateau en de kust van Dalmatië. Terwijl de vulkanische bevingen meest niet sterk zijn en hoogstens op eenige honderden KM.’s van den in werking zijnden vulkaan door de instrumenten worden opteekend, en de hierbij voorkomende bodembewegingen zoo zwak zijn, dat de uitslag van den seismograaf veelal te klein is om waargenomen te worden, geven de tektonische a. aanleiding tot zeer sterke bodemtrillingen, die op verren afstand worden geregistreerd en over groote gebieden worden gevoeld. De Calabrische a. van 28 December 1908, welke te Messina en Reggio groote verwoestingen aanrichtte, werd door personen waargenomen in een gebied dat, de zee meegerekend, 260 000 KM2, bedroeg. Bij de a. van San Francisco van 18 April 1906 was dit oppervlak 1 000 000 KM2., bij die van Valparaiso van 16 Augustus 1906 en in Britsch-Indië van 12 Juni 1897 4 000 000 KM2. Ter vergelijking diene, dat het oppervlak van Spanje 500000 KM2., dat van Europeesch Rusland 5 000 000 KM2, bedraagt.

Men stelt zich, wat betreft de oorzaak dezer verreweg belangrijkste klasse van a., de zaak veelal zoo voor, dat de aarde, vroeger een gloeiende massa, door uitstraling van warmte naar de wereldruimte, van buiten af is afgekoeld, waardoor de vaste aardkorst, een betrekkelijk dunne schaal, is ontstaan, terwijl de kern door de, met de afkoeling gepaard gaande inkrimping, kleiner werd dan het vaste omhulsel. In dit omhulsel, te ruim geworden voor de kern, treden geweldige spanningen op, als gevolg waarvan de aardkorst, als de spanning te sterk geworden is, op de zwakste plaatsen buigt, zich plooit of breekt en groote aardschollen langs elkaar schuiven. Op deze wijze laat zich het ontstaan van vele gebergten en groote diepten onder het oppervlak der zee verklaren. Het vervormingsproces der aarde zet zich voortdurend voort; af en toe blijkt de in de aardkorst optredende spanning te sterk te zijn hetgeen zich uit in wat wij als a. waarnemen.

Onder de meest bekende a. in deze eeuw mogen genoemd worden, behalve de reeds boven vermelde van San Francisco, Valparaiso en Messina, die van 3 Juni 1909 te Korintji (Sumatra), 22 Jan. 1910 op Ysland, 16 Nov. 1911 in Zuid-Duitschland (Rauhe Alp), 9 Aug. 10 Aug. en 13 Sept. 1912 in Turkije, 6 Aug 1913 in Peru (Arequipa), 3 Oct 1914 in Klein-Azië (Konia), 13 Jan. 1915 in Midden Italië (Avezzano) welke a. alle te De Bilt werden geregistreerd Het middel, om de rampen van a. te verminderen, bestaat in het bouwen van huizen, die een goed samenhangend geheel vormen, b.v., zooals veelal in Amerika, huizen van gewapend beton of houtconstructie’s, waarbij de balken stevig met elkaar verbonden zijn. Bij een a. zal dan wel het gebouw in trilling komen, doch in zijn geheel heen en weer bewegen en als de schok voorbij is, ongedeerd of vrijwel ongedeerd blijven staan.

De ervaring met „aardbevingsvrije” huizen in San Francisco, in Japan enz. opgedaan, bevestigt dit. Ook de rieten huizen in Indië zijn door den goeden onderlingen samenhang der deelen goed tegen niet te sterke aardbevingsschokken bestand, zooals o.a. nog bleek bij de a. van Benkoelen op Sumatra op 26 Juni 1914, waarbij enkele van baksteen opgetrokken huizen beschadigd werden. In verschillende aardbevingslanden zijn dan ook omtrent den bouw der woningen bepaalde voorschriften gegeven, modellen ontworpen enz., met het gevolg, dat het aantal slachtoffers bij aardbevingsrampen geacht mag worden aanmerkelijk verminderd te zijn. Helaas is in Italië aan deze voorschriften, waarvan de oudste reeds dateeren van de a. in Calabrië van 1783, niet streng genoeg de hand gehouden.

Handboeken zijn; Montessu en Ballore. Les Tremblements de Terre. La Géographique. La Seismologie moderne. Paris, Armand Colin, 1911. Sieberg.

Handbuch der Erdbebenkundke. Braunschweig 1904. Hobbs-Ruëka. Erdbeben. Leipzig 1910.

< >