Rhus - plantengeslacht der Anacardiaceeën, met 120 soorten in de tropen en warmere deelen van de geheele aarde verbreid. Het zijn heesters of boomen met een zeer verschillend uiterlijk. Sommige soorten hebben enkelvoudige, andere samengestelde (drietallige of gevinde) bladeren. Een vrij groot aantal soorten is nuttig.
Bekend zijn in dit opzicht R. coriaria (Middell. Zee), waarvan bast, bladeren en takken een zeer goed looimateriaal zijn. R. typhina, de Azijnboom, uit N.-Amerika, is een bij ons zeer bekende sierboom, met groote pluimen van purperroode vruchten in den zomer. R. copallina en R. glabra, uit N.-Amerika, de laatste bij ons ook veel als sierboom gekweekt, leveren de Amerikaansche Soemak (looimateriaal). R. semialata uit China en Japan levert de Chineesche of Japansche Gallen, waaruit men looizuur maakt, of die ook wel direct als looimateriaal worden gebruikt. R. vernicifera en R. succedanea, beide uit O.-Azië, zijn de planten, die het beroemde Japansche lak leveren.
R. succedanea bevat in de vruchten bovendien een groote hoeveelheid vet, die er door persen uit verkregen wordt en als Japanwas (Cera japonica) in den handel komt. R. venenata uit N.-Amerika geeft eveneens een zwart vernis. R. Toxicodendron uit N.-Amerika wordt weleens bij ons aangeplant, doch is zeer gevaarlijk, omdat het sap uit de takken zeer gevaarlijke huidontstekingen kan veroorzaken. Ook andere R.-soorten hebben die eigenschap. R. Cotinus, de Pruikeboom, met enkelvoudige bladeren en met dicht wollige pluimen in de vruchtdragende bloeiwijze, behoort in Z.-Europa thuis, maar wordt hier veel aangeplant. Heet ook wel Cotinus Coggyria.