Poseidon, - bij de Grieken de zeegod van het water, althans in historischen Griekschen tijd; uit beeltenissen enz. zien wij duidelijk, dat deze godheid oorspr. een verbinding is van een vóór-Griekschen landgod (2de deel van het woord) met een Grieksche godheid (mogelijk een zeegod). Zijn attribuut was de drietand, waarmede hij bergen splijt, zoodat de aarde er van schudt (vandaar enkele zijner bijnamen) en bronnen uit de rotsen doet ontspringen. Alle mindere goden der zee zijn hem onderworpen. Ook iedere soort van menschelijk verkeer op en aan de zee, scheepvaart, havenbouw, zeesteden en steden op eilanden, vischvangst, enz. stond onder zijn bescherming.
Ook in de rivieren heerschte hij en aan de bronnen werd hij als Nymphagetes vereerd. Zijn gemalin was de Nereïde Amphitrite. Zijn heiligdommen bevonden zich gewoonlijk op voorgebergten, landengten en landtongen. Een der voornaamste middelpunten van zijn eeredienst was de Isthmus van Corinthe, en de hem gewijde Isthmische spelen werden reeds vroeg als een nationale zaak beschouwd door de Hellenen. Hem waren gewijd paard, dolfijn en pijnboom, met welks takken in de Isthmische spelen de overwinnaars bekranst werden.
Men offerde hem paarden en stieren, vooral zwarte, ook everzwijnen en rammen. Behalve de drietand is de dolfijn zijn gewoon attribuut, dat duidelijk bovengenoemde verbinding doet blijken. De Romeinen identificeerden den Italischen god Neptunus met den Gr. P.