Photometer - (natuurk.), instrument, met behulp waarvan de lichtsterkte van twee lichtbronnen, resp. de belichtingsintensiteit van twee vlakken, kan worden vergeleken. Bij de vergelijking van twee lichtbronnen kan er b.v. voor gezorgd worden, dat ze elk een deel van een scherm verlichten, waarna de afstanden tot het scherm zóó geregeld kunnen worden, dat beide deelen even sterk worden verlicht. Uit de verhouding der afstanden volgt dan de verhouding der lichtsterkten van beide lichtbronnen. Beter kan de vergelijking geschieden door gebruik te maken van een scherm met een doorschijnende vlek er in, waarachter op zekeren afstand een derde lichtbron is geplaatst.
De te vergelijken lichtbronnen worden dan achtereenvolgens vóór het scherm geplaatst, telkens op zoodanigen afstand, dat de vlek niet meer waarneembaar is. Uit de verhouding der afstanden der lichtbronnen tot het scherm in beide gevallen volgt dan de verhouding der lichtsterkten (vetvlekphotometer van Bunsen). Twee lichtbronnen of verlichte vlakken kunnen worden vergeleken met behulp van den р. van Lummer-Brodhun, waarbij verschillende deelen eener figuur in het gezichtsveld door de te vergelijken lichtende voorwerpen worden verlicht ; bij gelijke belichting, die kan worden verkregen door één der beide lichtbundels op bepaalde wijze (b.v. met behulp van een draaibaar nicol) te verzwakken, verdwijnen de omtrekken der figuur, wat met groote nauwkeurigheid kan worden bepaald. Het vergelijken van lichtsterkten wordt zeer bezwaarlijk, wanneer de lichtbronnen verschillend van kleur zijn; bij groot verschil wordt het feitelijk onmogelijk. In dat geval moeten de verschillende deelen der door de lichtbronnen uitgezonden spectra afzonderlijk met elkaar worden vergeleken, hetgeen kan geschieden met behulp van een spectraalphotometer, waarin van elke lichtbron een spectrum wordt gevormd. — In de sterrekunde wordt de ph. hoofdzakelijk gebruikt voor de bepaling der in grootte uitgedrukte helderheid van sterren (astrophotometrie). De eenvoudigste ph. berust op het feit, dat men des te grooteren kijker noodig heeft, naarmate men zwakkere sterren wil waarnemen. Een kijker met objectirfmiddellijn van 1 c.M. ziet de sterren der 7e grootte nog juist; voor de sterren der 10e, 12e 14e, 17e grootte zijn kijkers van 4, 10, 25, 100 с.M. opening noodig. De grootte eener ster is derhalve te bepalen door het meten der opening van den kijker, waarin de ster nog juist te zien is.
De wigphotometer bestaat uit een wig van donker getint glas, die zoo ver wordt ingeschoven, dat de ster onzichtbaar wordt; de wig dient met behulp van sterren van bekende helderheid geijkt te worden. De meest gebruikte ph. is die van Zöllner: hier wordt een ster vergeleken of met een andere ster (in de Harvard Photometry gebruikte Pickering de Poolster), óf met een kunstmatige ster. De helderste der twee wordt verzwakt door een stelsel van twee nicols, en wel in reden van cos2 a, als a de hoek is, dien de hoofdvlakken der nicols met elkaar maken. Ook treft men wel een combinatie van dezen ph. met den wigph. aan. Veel nauwkeuriger dan al deze ph. is de photo-cel: het licht, dat op een alkalimetaal (liefst Natrium of Caesium) valt, stoot daarvan elektronen af, die een elektrometer laden.
Het zeer gevoelige instrument is omslachtig in het gebruik en vindt voorloopig nog slechts beperkte toepassing. Fotografisch wordt de grootte eener ster bepaald uit de middellijn van het schijfvormige, fotografische beeld dier ster, en ook uit de dichtheid van het zilverneerslag. Natuurlijk dient dan eerst voor de gebruikte fotografische plaat de wet onderzocht te worden, volgens welke deze grootheden van de helderheid der ster afhangen. Daartoe worden sterren van zeer verschillende helderheid kunstmatig in bekende verhouding verzwakt, en neemt men waar, hoe nu bij gelijkblijvenden expositietijd middellijn en dichtheid veranderen.