Paros, nu Paro, een der Cycladen in de Egeïsche zee, ten W. van Naxos, reeds vroeg onder Cretensische heerschappij, later lid van den Attischen zeebond, beroemd door het witte marmer van den Marpessus (Parius lapis). Het was ’t vaderland van den jambendichter Archilochus. In 1627 is daar de thans te Oxford berustende Parische kroniek opgegraven, een in marmer gebeitelde tijdtafel der hoofdgebcurtenissen sedert Cecrops tot 264 v. C., het marmor of chronicon Parium Arundelium of Oxoniense. Het eiland is 205 K.M.2 groot en heeft 7800 inw.
De marmergroeven leveren nog het vermaarde witte marmer. Vijgen en wijn. De hoofdplaats is Parikia met 2800 inw.; ze ligt op de plaats van het oude P.