Pappen of kataplasma, - een pap, dien men aanwendt om een gelijkmatige hooge temperatuur op een bepaald lichaamsdeel te kunnen doen inwerken. Men kookt de pap van lijnmeel, stijfsel, wittebrood, rijst. Zij wordt licht zuur en moet dus vaak ververscht worden. Men mag haar niet te heet maken en probeert ze daarom meest op de rugzijde van de hand. — Onder den naam k. instantané komen in den handel voor pappen, bestaande uit wattenlagen met geconcentreerde afkooksels van bepaalde algen die gedroogd zijn.
Door haar in warm water te leggen, maakt men ze voor gebruik gereed. Ook kent men gutta-percha zakken, gevuld met bepaalde zouten, die eerst door verwarming worden gesmolten. Door het langzaam uitkristalliseeren komt dan voortdurend warmte vrij. Deze k. zijn dus langen tijd en telkens weer opnieuw bruikbaar. Het Priessnitz-verband heeft het gebruik van k. grootendeels vervangen.