Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Paardachtigen

betekenis & definitie

Paardachtigen - Equidae, een familie der Onparighoevigen.

Hiertoe behooren hoog op de beenen staande, snelvoetige, dicht behaarde, in kudden levende dieren, met extremiteiten, bij welke slechts de derde teen, omkleed met een hoef, ontwikkeld is. Het gebit bevat in onder- en bovenkaak 3 snijtanden, 1 hoektand, 3 valsche en 3 ware kiezen. De recente P. omvatten slechts de paarden met „kastanjes” boven het carpaal en onder het tarsaalgewricht, korte ooren, breeden hoef en lange staartharen, die aan den wortel van den staart ontspringen, en de ezels, bij welke kastanjes slechts aan de voorste extremiteiten voorkomen, met lange ooren, smallen hoef en lange staartharen, die eerst halverwege den staart aanvangen ; tot de ezels behooren de ezel, de zebra, de dsjiggetai en de quagga.

— De fossiele geschiedenis der P. is buitengewoon belangrijk. In het Eoceen vinden wij den stamvorm, uit welken de P. zich waarschijnlijk ontwikkeld hebben, en wel in Hyracotherium, ter grootte van een vos, met 4 teenen vóór en 3 achter, met korte knobbelkiezen ; het dier leefde in Europa en N.-Amerika. Uit Hyracotherium ontwikkelde gedurende het tertiaire tijdperk langzamerhand het paard door toename van de lichaamsgrootte, reductie der teenen op één, verlenging der tanden en het optreden van den eigenaardigen tandvorm der paarden, enz. Deze ontwikkeling vond voornamelijk plaats in Noord-Amerika; in Europa stierven de nakomelingen van Hyr. uit ; de thans levende P. zijn uit Noord-Amerika in Europa geïmmigreerd, terwijl zij in N.-Amerika zelf in het Pleistoceen zijn uitgestorven. Na de ontdekking van Amerika zijn P. aldaar van Europa uit ingevoerd.