Metternich (klemens lothar wenzel, vorst von) - Oostenr. staatsman, geb. 1773 te Coblenz uit ouden adel van de Rijnprovincie, overl. te Weenen 1859, trad in ’97 in Oostenrijkschen staatsdienst, waarin hij spoedig tot hooge diplomatieke posten opklom: van 1801—03 gezant te Dresden, van 1803—05 te Berlijn en van 1806—09 te Parijs. In ’t laatste jaar trad hij op als Minister van Buitenl. Zaken. Op het Weener Congres 1814—15 had hij als president grooten invloed en verschafte Oostenrijk het voorzitterschap van den opgerichten Duitschen Bond.
Op de eerstvolgende congressen te Aken, Karlsbad, Troppau, Laibach en Verona ijverde hij als voorzitter tegen alle liberale oppositie. In 1821 werd hij als Kanselier met de hoogste macht in den staat bekleed en kon deze handhaven onder Frans I en onder den nog meer onbeduidenden Ferdinand I (1835—’48). Hij drukte zijn stempel op het tijdvak der reactie na 1815. Geen wonder, dat, toen in 1847 de liberale oppositie het hoofd opstak in de Kroonlanden en in Hongarije, en de Februari-omwenteling van Parijs in ’48 ook de bevolking van Oostenrijk in beweging bracht, het verzet zich allereerst richtte tegen den ouden kanselier, in wien het autocratisch stelsel verpersoonlijkt was. Hij vluchtte over Holland naar Engeland, ging in ’49 te Brussel wonen, vestigde zich in ’51 op het Johannisbergerslot in de Rheingau en vertoefde ’s winters in Weenen als ambteloos burger.