Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dresden

betekenis & definitie

Dresden - 1) kreits (provincie) van het koninkr Saksen, neemt het midden des lands in en vormt daarvan het aan natuurschoon rijkste gedeelte, ter weerszijden van de Elbe. Opp. 4.300 K.M.2; aantal inw. (1910) 1.350.000, d. i. 311 er K. M.2 Het hoogland in het Z. bestaat uit de N. O.deelen van het Ertsgeb., het Elbezandsteengeb. en het Z. W. van het Lausitzergeb. Het N.-deel is laagland, 58% van den bodem is bouw- en tuingrond, 11% grasland, 25 % bosch; op vele plaatsen komt steenkool voor, op andere zandsteen. D. is bovenal een industrie-land (aardewerk, ijzer, papier, leer, textielwaren, machinerie, chemische preparaten); in het Elbedal wijnbouw.

2) hoofdstad van het koninkrijk Saksen, en van de kreits D., gelegen in het dal van de Elbe, aan beide zijden van die rivier; 575.000 inw. Op den linkeroever der Elbe komen de laatste N. uitloopers van het Ertsgeb.; aan den rechteroever verheft zich de bodem achter de stad tot een woudrijke hoogvl. (Dresdener heide), waarvan de Zuidelijke, naar de Elbe gekeerde helling hier en daar met wijngaarden is bedekt. Ze is met haar dorpen en villa’s een der schilderachtigste deelen van het geheele Elbedal. De stad ligt in een dalketel, juist waar van ’t Z. de weg uit Beieren en Frankenland bij de Elbe komt en aan den overkant naar de Lausitzer hoogvl. voert. Naar het N. W. en Z.W. breidt zich het dalbekken uit en stijgt in het Z.W. geleidelijk tot een uit leisteen bestaand gebergte. Stadsplan. De oudste nederzetting schijnt men, merkwaardig genoeg, in de nieuwe stad te moeten zoeken: een Slavisch gehucht op den rechteroever. Daartegenover aan den linkeroever bouwden Duitschers om de Vrouwenkerk een dorpje, ongunstig op vochtigen, lagen bodem gelegen.

De oude stad heeft regelmatige, rechthoekige straten. Sinds de afbraak der vestingwerken in 1826 ligt op de plaats der vroegere wallen de mooie „Ringstraat”(Johan-,Frederiks-,Max-, en Mauritsallee), die tot de Koningin-Carolabrug stroomop reikt. Het groote, nieuwe stadhuis staat in den Z. O. hoek van de oude kern der stad. Naar alle kanten is nu de oude stad met voorsteden omgeven, die met haar vele tuinen een vriendelijken indruk maken. Vooral na 1830 breidde D. zich snel uit. Dank zij den rijkdom aan steenkool van het ten Z. gelegen gebied van de Weisseritz, den zoogenaamden Plauenschen Grond, en den aanvoer van goedkoope bruinkool over de Elbe uit Bohemen, kon hier de industrie opkomen, zoodat de geheele dalketel van Pirna tot Meisen vol fabrieken is, voorzoover niet, zooals boven D., bij Loschwitz, hoogten met wijnbergen vlak aan de Elbe komen en het landschap zijn idyllische schoonheid bewaarde. Is D. een industriestad, het is echter vooral residentie en daardoor tot op den tegenwoordigen tijd zoowel met prachtige bouwwerken, als met uitgestrekte parken getooid. Bovendien is het zetel van een bloeienden handel.

Er is een Nederl. consul. D. bestaat uit de volgende deelen: 1. De oude stad aan den linkeroever ; daarom heen: a. in het W. : Wilsdruffer voorstad en nog meer N. W. Frederikstad en Z. W. Cotta, Löbtau; ft, in ’t Z.: Seevorstadt en nog Zuidelijker de Zuidvoorstad; c. in ’t O.: Pirnasche voorst, en nog Oostelijker Johanstad, Blasewitz en Striesen. 2. De nieuwe stad (rechteroever); daarbij : a. in !t N.: Leipz. voorst,;ft. N 0.: Antonst. ene. nog meer N.,het militaire kwartier: de Albertst. Vijf bruggen over de Elbe stellen de door de rivier gescheiden deelen met elkander in verbinding. De middelste, de in de 12—13de eeuw gebouwde, oude Elbe- of Augustusbrug is in 1910 vervangen door de nieuwe Frederik-Augustusbrug (350 M. lang, 18 M. breed), waar de schepen beter onder door kunnen; stroomopwaarts: de Koningin-Carolabrug (1892—’95 geb.) met slechts 2 peilers. Het glanspunt der stad ligt aan de Elbe, waar op de de plaats van den ouden stadsmuur aan den linkeroever zich het Brühlsche terras verheft en men een prachtig gezicht heeft over oude en nieuwe stad met de groote bruggen, en over ?t Elbedal. Het terras was oorspronkelijk een tuin van het Brühlsche paleis, voor rijksgraaf Hend. v. Brühl in 1737 gebouwd en in 1900 afgebroken. In ‘t N. W. van de oude stad ligt ” Theaterplein met zijn schitterende omgeving: het Slot, de Zwinger, de Opera en de Rooms chKath.

Hofkerk (1878). Op het plein zelf staat een ruiterstandbeeld van koning Johan (door Schilling) en bij de Opera een beeld van v. Weber. Overdekte gangen verbinden het Koninkl. Slot met de (Kath.) Hofkerk in ’t N. en het Prinsenpaleis in ’t Z. In ’t Slot is ’t Groene Gewelf, waarin een buitengewone verzameling juweelen en kleinoodiën. Ten W. de Zwinger, in 1718 gebouwd voor het houden van feestelijkheden in de open lucht. Nu is het een plein, door gebouwen omgeven, waarin vele wetenschappelijke verzamelingen. Den N. O. kant vormt het Nieuwe Museum met zijn schilderijenverzameling, van buiten met vele standbeelden (Raffaël, Michel Angelo, enz.) versierd. De Hofkerk tegenover de Fred.-Aug.-brug, 1737—56 in barokstijl gebouwd, met een beroemd orgel, heeft aan de ingangen 78 heiligenbeelden van zandsteen en onder de sacristie den koninklijken grafkelder.

Ten Z. van den Zwinger de Prot. Hof- en Sophiakerk uit de 13e en 14e eeuw met fraai beeldhouwwerk. In ’t Z. O: ’t Georgepl. (standb. voor Körner), dat naar ’t Z. O. in mooie plantsoenen overgaat, eenige malen zoo groot als de geheele oude stad: Bürgerwiesenanlagen en Kon. Groote Tuin met Zool. en Bot.tuin. In ’t O. van D. ligt het Tuighuisplein met kunstacademie en het Albertinum, het oude tuighuis, nu verzameling v. beeldhouwwerken en staatsarchief. In de oude stad: 1. de Oude Markt meteen overwinningsmonument.(Germania), en de Kruiskerk met 95 M. hoogen toren;

de Nieuwe Markt met het bronzen gedenkteeken voor Luther. In de Nieuwe stad trekt vooral op de Markt het kolossale ruiterstandbeeld van Aug. den Sterken de aandacht, verder bij de Mariabrug de Paleistuin en het Japansche paleis met velerlei kunstverzamelingen. De industrie omvat: machinerieën, muziek-instrumenten, bier, pharmaceutische chemicaliën, verfstoffen, zeep, sigaren (in de laatste jaren bloeit vooral sigarettenindustrie): tapisserieën, kunstbloemen, cartonnages, boek-, muziek- en steendrukkerijen. —Geschiedenis. Dresden (van het oud-Slavisch Drezgajan) wordt in 1206 het eerst vermeld. Tot op het midden der 16e eeuw bleef D. een onbeduidend, armelijk plaatsje. In 1491 brandde de stad voor het grootste deel af. In 1550 werden de op beide oevers gelegen deelen tot een enkele gemeente vereenigd. Gedurende de eerste helft der 18e eeuw onder Fred.

August I en II, die tevens koning van Polen waren, was D. niet slechts de zetel van een der schitterendste en lichtzinnigste hofhoudingen van Europa, maar ook het middelpunt van de beoefening der kunsten, een hoofdzetel van barok- en rokokostijl. In 1745 werd er de vrede gesloten, die een einde maakte aan den 2en Silez. oorlog.De Zevenjarige oorlog maakte echter aan haar glans voor langen tijd een einde; 9 Sept. 1756 werd ze door de Pruisen vermeesterd, maar na de nederlaag bij Künersdorf, 4 Sept. 1759, aan de rijkstroepen en de Oostenrijkers overgegeven; in 1760 deed Frederik II een vruchtelooze poging om de stad door een bombardement, waarbij o. a. de Kruiskerk verwoest werd, weer in zijn macht te brengen. Gedurende het lange vredestijdperk van Frederik August III herstelde D. zich snel; de verwoeste stadsdeelen werden herbouwd; snel steeg het aantal inwoners. Met de Napoleontische oorlogen braken echter weer moeilijke tijden aan. In Juni 1809 werd D. door het legerkorps van den hertog van Brunswijk en de Oostenrijkers bezet. In Mei 1812 was zij het tooneel van een schitterende vorstenbijeenkomst ter eere van Napoleon; toen de Franschen begin 1813 voor de verbondenen moesten wijken, liet Davoust, om de vervolgers op te houden, op 19 Maart een der pijlers van de Elbebrug springen. Na den terugkeer der Franschen maakte Napoleon van D. zijn hoofdwapenplaats, en omgaf het met talrijke schansen, tot versterking der oude vestingwerken; zoodoende kon hij op 26/27 Aug. 1813 hier nog in den slag bij D. een belangrijke overwinning behalen. Zelfs na den slag van Leipzig hield Saint-Cyr zich in D. nog staande tot 11 Nov.

Met den terugkeer van den vrede begon voor D. een tijdperk van langzaam herstel. De afbraak der vestingwerken (1811) werd sinds 1817 krachtig voortgezet en opende de mogelijkheid van belangrijke uitbreiding der stad. In 1832 (tengevolge van de onlusten te D. en te Leipzig van 9 Sept. 1830) mocht de stad haar eigen gemeenteraad kiezen. Nadat Saksen in 1834 tot het tolverbond was toegetreden, in 1835 de stoomvaart op de Elbe en in 1839 de eerste spoorlijn geopend was, werd D. spoedig een der middelpunten van het binnenlandsch verkeer in Duitschland. Tegelijkertijd kwamen hier in het Hoftheater het Duitsche tooneel en de Duitsche opera tot, hoogen bloei, terwijl tegen het midden der 19e-eeuw G. Semper naast de barok- en rokokobouwwerken der 18e eeuw een reeks architectonische kunstwerken in renaissancestijl deed verrijzen en de schilderkunst in Schnorr, L. Richter, E. Bendemann, de plastiek in E. Rietschel, G. Hahnel, waardige vertegenwoordigers vonden. Gedurende de politieke stormen van 1848/49 was D. in Mei 1849 het tooneel van bloedige straatgevechten, geleid door Bakunin en waarbij het oude operagebouw en een deel van den Zwinger een prooi der vlammen werden. In den oorlog van 1866 bezetten de Pruisen 18 Juni de stad. In de laatste helft der 19de eeuw werd D. een der brandpunten van het parlementaire socialisme in Duitschland.