Mantua - hoofdstad van de gelijkn. Ital. prov., 36.000 inw., aan de Mincio in een moerassige en merenrijke vlakte van Lombardije. M. is bekend als sterke vesting en om zijn gevangenissen. Door zijn sterkte bleef het nog lang Oostenrijksch, na de éénwording van Italië.
Nu is het een middelpunt van landbouwindustrieën. — Geschiedenis: De stad M., waarschijnlijk van Etruscischen oorsprong, werd in de 5e eeuw v. C. veroverd door de Gallische Cenomani en begon zich, nadat deze stam bondgenoot was geworden van de Ro., zich te ontwikkelen als Rom. stad. Vrij vroeg vormde zich hier een Christ. gem. en werd M. de zetel van een bisschop. In 603 werd M., dat zich lang staande had gehouden, veroverd door de Langobarden. De stad volgde nu de lotgevallen van ’t Langob. en ’t Frankische rijk. Door keizer Otto I werd M. in leen gegeven aan markgraaf Azzo I van Canossa. In de 11e eeuw bloeide M. als handelsstad door haar ligging aan de Po.
In den strijd tusschen Guelfen en Ghibellijnen stond M. aan de zijde van de laatsten. Langzamerhand maakte de stad zich onafhankelijk en vormde zij een signoria onder ’t bestuur van ’t geslacht Gonzaga. In 1433 werd Giovanni Francesco II Gonzaga door keizer Sigismund tot markgraaf verheven. (Zie verder GESCH. VAN HET HERT. MANTUA.)