Kasjgar - stad en oase in het Westel. gedeelte van het Tarimbekken (Oost-Turkestan, Chineesche prov. Sin-tsiang), gelegen op 1280 M. hoogte aan de Kasjgar darja of Kiril-soe, van welke rivier talrijke kanalen afgeleid zijn om de oase te besproeien. Belangrijk middelpunt van karavaanwegen. Oud-Kasjgar en Jangisjar (= Nieuwstad), zijn door een breede allee en een brug over de rivier met elkander verbonden; te zamen hebben zij ± 40.000 inw.
Beide zijn met leemen muren omgeven. In Jangi-sjar woont het Chineesche bestuur en garnizoen, Oud-Kasjgar is bewoond door een Mohammedaansch mengras van Tadsjiks, Sarten, Kalmukken en Kirgiezen. Er zijn talrijke moskeeën. K. drijft levendigen handel met Russisch-Azië en met de berg-Kirgiezen uit den omtrek; er is een drukke markt van paarden, runderen en kameelen. Industrie van linnen, katoenen en zijden stoffen, tapijten, kleederen en metalen voorwerpen. — Op den goedbevloeiden, vruchtbaren lössbodem der oase verbouwt men tarwe, maïs, rijst, gierst, katoen, meloenen en talrijke vruchtboomen, als appelen, perziken, pruimen, enz. Van 1865 tot 1877 was K. de hoofdstad van een gelijknamig zelfstandig rijk onder Jacoeb-beg, dat geheel het Tarimbekken omvatte.