Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Kali

betekenis & definitie

Kali - (Maurits Cornelis van), Nederlandsch rechtsgeleerde en dichter, geb. 1768 te Vianen, overl. 1858, was aanvankelijk advocaat te Amsterdam en werd in 1795 procureur dier gemeente, welk ambt hij in 1798 voor eenige maanden moest neerleggen. Kort na zijn herstel in laatstgenoemd ambt werd hij benoemd tot lid van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam en twee jaar later tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, waaruit hij zich in 1801 terugtrok, om zich weer aan de rechtspractijk te gaan wijden. In 1831 werd hij benoemd tot Staatsraad in buitengewonen dienst. Van 1842—1848 was hij wederom lid der Eerste Kamer.

Hij maakte geruimen tijd deel uit van de rechterlijke macht. Behalve als staatsman heeft hij ook als letterkundige grooten naam gemaakt. Zijn gedichten verzamelde hij in 1818 tot een bundel; als classicist deed hij zich kennen in zijn C. C.

Plinius Secundus (1808), waarin hij aan de hand van PI. Romeinsche zeden en gewoonten beschrijft, en M. Valerius Messala Corvinus (1820), van ongeveer gelijken inhoud als het vorige. In 1829 en ’39 verschenen nog een 2e en 3e verzameling Gedichten. Van zijn talrijke geschriften vermelden wij nog Gedenkschriften van en door Frank Floriszoon van Arkel (1832), zijn vertaling van Pope’s Essay on Criticism, een Verhandeling over het hekeldicht (met goud bekroond), Gemengde geschriften (1848), levensbeschrijvingen van Kinker, Johannes van der Linden en J. D. Meyer.