Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kaiser

betekenis & definitie

Kaiser - (Frederik), beroemd Nederlandsch sterrek., geboren 1808 te Amsterdam. Opgevoed bij zijn oom J. F. Keyser, een verdienstelijk astronoom, die zijn neef reeds op zeer jeugdigen leeftijd liefde voor de sterrekunde inboezemde.

K. werd in 1826 door bemiddeling van den Utrechtschen Hoogleeraar G. Moll observator aan de Leidsche sterrewacht, die toenmaals in zulk een treurigen staat verkeerde, dat K. zijn waarnemingen liever met een geleend instrument in zijn eigen huis verrichtte; eerst in 1837, toen hij tot Lector in de sterrek. en tot Directeur der sterrewacht benoemd werd, verbeterde de toestand aanmerkelijk. In 1840 werd K. tot Hoogleeraar benoemd, in 1858 bovendien tot Verificateur van ’s Rijks zee-instrumenten. Sinds 1867 vertegenwoordigde hij Nederland in de commissie der Europeesche graadmeting. K. was een buitengewoon nauwkeurig en scherp waarnemer, en tevens een uitstekend stylist, die voortreffelijke populaire werken schreef. Zijn colleges waren beroemd in het heele land. Hoe hoog hij stond aangeschreven, bleek in 1857. Hij had al jaren lang op de stichting van een nieuwe sterrewacht aangedrongen, maar de regeering had steeds geweigerd, de noodige gelden toe te staan. Toen verscheen een oproeping van den curator der Leidsche Hoogeschool Gevers van Endegeest aan het Nederl. volk, die tot resultaat had, dat in korten tijd ƒ 30.000 bijeen werd gebracht.

Voor deze bewijzen van offervaardigheid zwichtte de Regeering; tot den bouw van een modern ingericht Observatorium in den Hortus Botanicus werd besloten, en reeds in 1860 kon de nieuwe sterrewacht in gebruik worden genomen. K. stelde zich tot doel, de hier te verrichten fundamenteele waarnemingen tot het hoogst mogelijke peil van nauwkeurigheid op te voeren; te dien einde moesten naar de voorschriften van den grooten astronoom Bessel met pijnlijke nauwgezetheid de instrumenteele en persoonlijke waarnemingsfouten worden onderzocht. Dat K. dit doel niet ten volle heeft kunnen bereiken, heeft hem zijn laatste levensjaren vergald. Hij overleed 1872 te Leiden. Tot zijn voornaamste geschriften behooren : De Sterrenhemel (2 dln., 1843—44 ; de Utrechtsche Hoogleeraar J. A. C. Oudemans gaf van dit beroemde populaire boek een zeer vermeerderden druk, Deventer 1884 en 1888); De Geschiedenis der ontdekking van Planeten .... (Amsterdam 1850); De Sterrekundige plaatsbepaling in den Indischen Archipel (A’dam 1851).

Verder in de Annalen der Sternwarte in Leiden, waarvan hij drie banden in het licht gaf (1868, 1870 en 1872): Geschichte der Astronomie und der Sternwarte an der Univ. in Leiden (Bd. I); Untersuchungen über den Planeten Mars bei dessen Oppositionen in den Jahren 1862 und 1864 (Bd. III). K. gaf 1846—1863 een Sterrekundig Jaarboek uit.

< >