Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jókai

betekenis & definitie

Jókai - (Mór), de populairste en meest gevierde van alle Hong. romanschrijvers, geb. te Komárom in 1825, gest. te Budapest in 1904. Na te Pápa en Kecskemét in de rechten te hebben gestudeerd, vestigde hij zich als advocaat te Pest, doch wijdde zich na zijn huwelijk met Hongarije’s grootste treurspeelster, Rózsa Laborfalvi, geheel aan de letterkunde. In de stormachtige jaren 1848—49 was hij, evenals zijn vriend Petöfi, een der aanvoerders van de Hong. jongelingschap; ook als publicist oefende hij veel invloed uit op de ziel der natie. In den eersten tijd van het absolutisme moest hij zich schuil houden, maar nadat hem amnestie verleend was, keerde hij naar de hoofdstad terug en zette daar zijn verbazende letterkundige werkzaamheid voort, die, wat vruchtbaarheid betreft en invloed op het volk, haar weerga niet heeft.

Na 1861 nam hij opnieuw levendig deel aan de politiek als Kamerlid, dagbladschrijver, en later als lid van het Magnatenhuis. In zijn schrijversloopbaan, die zich over ruim een halve eeuw uitstrekt, heeft deze geniale man een zeldzame productiviteit ontwikkeld: het aantal zijner romans, vertellingen en novellen bedraagt meer dan 200. De bekoring van zijn stijl schuilt allereerst in zijn verbazend groote, nooit uitgeputte phantasie, voorts in zijn bijzondere vindingrijkheid, en in zijn kernachtige, echt-Hongaarsche — vaak van beminlijken humor doorvlochten — taal. In zijn hist. romans heeft hij bijna elke belangrijke periode uit het leven van zijn volk dichterlijk verwerkt, de geduchte ellende van den Turken-tijd bijv. in: Erdély aranykora (de gouden tijd van Zevenbergen), en Törökvilág Magyarországon (de Turksche overheersching in Hong.). In Magyar nábob en Kárpáthy Zoltán schildert hij op meesterlijke wijze de toestanden in Hongarije vóór de moderne hervormingen. In zijn beroemden roman Eppur si muove teekent hij met treffende nauwgezetheid de letterkundige toestanden in het begin der 19de eeuw. Vele zijner romans spelen in de revolutie-jaren 1848—49, zooals Politikai divatok (Politieke modes); A köszivü ember fiai (de zoons v. d. man met het steenen hart); Enyém, tied, övé (Mijn-dijn-zijn); A tengerszemü hölgy (de dame met de zeegroene oogen). Als schildering van het Hong. volksleven behoort de boerenroman Sárga Rózsa (Gele roos) tot zijn meesterstukken. Niet alleen is Jókai de lievelingsschrijver van zijn eigen volk, maar ook in andere landen worden vele zijner werken in vertaalden vorm gaarne gelezen.

< >