Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Jakob dirks

betekenis & definitie

Jakob dirks - Nederlandsch rechtsgeleerde en staatsman, geb. te Leeuwarden 1811, overl. 1892, studeerde te Franeker en te Leiden, vestigde zich als advocaat in de Friesche hoofdstad, werd na de grondwetsherziening in 1848 in de Tweede Kamer gekozen, bleef lid tot 1866 en trok zich toen uit het openbare leven terug, om zich, sinds 1836 lid van het Friesche genootschap, geheel aan de geschiedenis, penning- en oudheidkunde te wijden. Met goud bekroonde prijsvragen waren zijn: Over den koophandel der Friezen tot aan den dood van Karei den Groote (1846) en De heidens in Nederland (1848); Geschiedkundige onderzoekingen aangaande het verblijf der heidens of Egyptiërs in de Noordlijke Nederlanden (1850), door hem zelf het beste deel van zijn wetenschappelijken arbeid genoemd; alsmede Beschrijving der N ederlandsche of op Nederland betrekking hebbende penningen, geslagen tusschen Nov. 1813 en Nov. 1863 (1889) met bijbehoorenden Atlas. Voorts verschenen over penningen e. d. vele artikelen van zijne hand in „de Vrije Vries”, „de Navorscher” en in „de Revue de Numismatique belge”.

< >