Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Instinct

betekenis & definitie

Instinct - (Lat. instinctus, aandrijving, aandrift), kan in ’t algemeen bepaald worden als „drang tot doelmatig handelen zonder bewustzijn van een doel”. Dit onbewuste doel is de instandhouding, bevordering, bescherming van het leven. De instincthandeling draagt den stempel der rede, zonder op redelijk overleg te berusten. De grens tusschen zuivere instincthandeling en een op overleg berustende h. is echter niet gemakkelijk vast te stellen, daar ervaring en herinnering spoedig invloed op het i. krijgen.

Vergeleken met de reflexbeweging is het instinct meer samengesteld en actief. De instinctieve bewegingen treden op als een gecombineerd systeem van middelen tot bereiking van een doel, dat buiten den oogenblikkelijken horizont van het individu ligt en welks verwerkelijking dit zelf misschien niet eens beleeft. Hierbij kan men individueele en sociale instincten onderscheiden. Sommige instincten (bv. van voeding en voortplanting) zijn alle dieren gemeen; andere slechts aan bepaalde diersoorten eigen. In sommige instincthandelingen (bv. van bevers, mieren, bijen) is veel verrassends en onverklaarbaars; de dieren schijnen met meer beleid en scherpzinnigheid te werk te gaan dan de denkende mensch zou vermogen. Den gronslag van ’t i. vormen overgeërfde psycho-fysische disposities; het doelmatig functioneerende mechanisme is aangeboren.

Intusschen kunnen instincten door ervaringen gewijzigd worden. Terwijl bij de dieren het instinctleven overheerscht, wordt dit bij den mensch door de geestelijke kultuur teruggedrongen. De natuuraanleg van den mensch is berekend op redelijke zelfbepaling, redelijke doelstelling. Bewuste, op een doel gerichte handelingen hebben niet dezelfde zekerheid als de instinctieve, maar kunnen zich anderzijds aan nieuwe, veranderde omstandigheden aanpassen, en zijn dus niet zoo star, eenzijdig en blind als de instincten. Merkwaardig is de opvatting van Bergson, volgens welken het i. in nauwere betrekking staat tot de absolute werkelijkheid dan het verstand, dat het wezen der dingen slechts door uiterlijke relaties vermag te benaderen.