Index-cijfers - (Eng. index numbers), cijfers strekkende om prijsveranderingen, in het bijzonder wijzigingen in de koopkracht van het geld aan te duiden. De methode der i. c. bestaat hierin. Men stelt den prijs van een groot aantal handelsartikelen in een bepaald tijdperk, dat men als uitgang zijner beschouwingen neemt, vast en drukt dien uit door het cijfer 100. Verder noteert men geregeld de prijsveranderingen dier artikelen en drukt deze op geregelde tijden in verhouding tot 100 uit.
Het totaal der voor alle artikelen gevonden cijfers gedeeld door het aantal artikelen is het totaal-indexcijfer. Indien een voldoend aantal artikelen in de beschouwingen zijn betrokken, vooral de voornaamste levensbenoodigdheden, geeft dit cijfer zeker eenige aanwijzingen omtrent veranderingen in de koopkracht van het geld. Men overschatte de beteekenis dier aanwijzingen echter niet. Veelal toch zijn de i. c. gebaseerd op de groothandelsprijzen. Voor de duurte van het leven hebben echter slechts de detailprijzen beteekenis. Wel .staan beide prijzen met elkander in verband, maar dat verband is niet zoo nauw, dat men de groothandelsprijzen voor de detailprijzen in de plaats kan stellen en omgekeerd. Verder zijn iemands uitgaven niet eenvoudig de som van koopprijzen van goederen, maar bevatten zij nog vele andere elementen als huishuur, huur van dienstboden, kosten van onderwijs enz. (om van belasting nog niet te spreken). Al deze elementen zijn zoozeer onderhevig aan plaatselijke invloeden en ook aan individueele behoeften, dat zij moeilijk in de i. c. kunnen worden verwerkt.
Tot de bekendste i. c. behooren die welke maandelijks door de Eng. Economist worden gepubliceerd. Zij hadden oorspronkelijk tot uitgangspunt de jaren 1845—1850, later de jaren 1901—1905, Tot 1911 liepen zij over slechts 22 artikelen; na dien is een veel grooter aantal genomen. Ook zeer bekend zijn de i. c., gepubliceerd oorspronkelijk door den Eng. wolkoopman Sauerbeck in de Times, later voortgezet door het tijdschrift The Statist. Deze nemen als uitgangspunt de jaren 1867—1877.
Voor Duitschland zijn te noemen de i. c. van Soetbeer, voor Amerika die van Falkner. De laatste houdt, evenals de statisticus Palgrave, bij de samenstelling zijner cijfers rekening met de verschillende belangrijkheid der artikelen. Hij vermenigvuldigt daarom het voor ieder artikel gevonden cijfer mét een getal, dat de relatieve belangrijkheid moet uitdrukken. De ondervinding heeft geleerd, dat de uitkomsten dezer methodie niet belangrijk van die der andere statistici afwijken.
Volgens de cijfers der Economist hadden de prijzen het volgende verloop :
1846—50: 100 1902: 88½ 1857: 136 1907: 113.6 1898:
1900: 86 97½ 1909: 99.9 Tijdens den oorlog zijn de prijzen enorm naar boven gegaan. Terwijl het i. c. einde Juli 1914 nog 116.6 beliep, was het einde Jan. 1920 gestegen tot 353.1. Hier te lande wordt een i. c. voor kleinhandelsprijzen geregeld gepubliceerd door de coöp. winkelver. Eigen Hulp ; het is berekend over een 29tal huishoudelijke artikelen. Als jaar van uitgang is genomen 1893 (i. c. dus 100). Voor de volgende jaren werd gevonden (zie Jaarcijfers) 97—98—94—96—97—97—98—99—99— 100—101—99—100—103—107—108—113— 115—119—114—113 (le h. j. 1914)—121 (2e h. j. 1914)—142 (1915)—167 (1916). Sindsdien kon geen algemeen i. c. worden berekend, daar het door de buitengewone omstandigheden veelvuldig voorkwam, dat sommige artikelen tijdelijk niet werden verkocht.