Hooiland - is het grasland, waarvan het gras wordt of zal worden gehooid. Perceelen, welke wegens de lage ligging of andere redenen niet geweid kunnen worden, hooit men jaarlijks een of twee keer. Het jaarlijksch hooien bevordert den groei der bovengrassen (zie GRASSEN); de zode wordt daardoor licht grof en hol, zoodat, indien het mogelijk is, een afwisselend weiden en hooien gewenscht is als een der middelen de kwaliteit van het grasland te verbeteren. In ons land liggen nog duizenden H.A. lage hooilanden, welke landbouwkundig in een treurigen toestand verkeeren.
Het zijn de stroomgebieden van de riviertjes en stroompjes in hoofdzaak in de oostelijke provincies (Drente, Ovorijsel en Gelderland). De bodem is meer of minder zuiver moerasveen, hetwelk in den regel op zand rust. De waterafvoer van het stroompje laat, in verreweg de meeste gevallen, in sommige tijden van het jaar veel te wenschen over, zoodat het riviertje buiten zijn oevers treedt en de aangrenzende lage landen overstroomt. Vooral wanneer dit plaats heeft in de groeiperiode van het gras of zelfs gedurende het hooien is de schade belangrijk. Bovendien houdt deze onzekere en slechte toestand de meer intensieve cultuur zeer tegen. In natuurlijken, onverbeterden toestand zijn het graslanden (madelanden), welke in de meeste gevallen slechts een zeer matigen hooioogst van slechte kwaliteit leveren. Niettemin zijn het zeer dankbare gronden met een grooten voorraad stikstof, die met een goedkoope bemesting tot uitstekend cultuurland kunnen worden gemaakt. Litt.: Marissen, Grondverbetering en Verslagen en Mededeelingen Afd.
Landbouw 1917 No. 1.— De landbouwkundige verbetering van deze landerijen dient te worden voorafgegaan door de verbetering van den waterafvoer. Het stroompje moet worden genormaliseerd d.w. z. al te sterke bochten, welke de afstrooming van het overtollige water verhinderen, moeten worden afgesneden ; in vele gevallen zal ook het stroombed verdiept en verbreed moeten worden, terwijl niet zelden om het water ten allen tijde in zijn macht te hebben, zal moeten worden overgegaan tot een kunstmatige bemaling. Voor het uitvoeren van al deze werken is het oprichten van waterschappen noodig. Soms zal ook nog als voorbereidende maatrëgel noodig zijn een ruilverkaveling toe te passen, ten einde de verdeeling der eigendommen in zeer smalle en lange strooken, in een meer economische van aaneengelegen stukken met praktischen vorm te veranderen. Eerst daarna kan worden overgegaan de gronden met succes te verbeteren. Hierbij kunnen verschillende methoden worden gevolgd. Is de zode van nature reeds van een behoorlijke samenstelling, d. w. z. wordt ze reeds gevormd uit overwegend goede grassen, dan is een bemesting voldoende om de gewenschte hoogere en betere opbrengsten te verkrijgen. Hoofdzakelijk komen hiervoor in aanmerking fosforzuur- en kalihoudende kunstmeststoffen, soms ook kalk of kalkmergel, de dure stikstofhoudende meststoffen kunnen in den regel geheel worden gemist.
De werking is meestal zeer groot; de oogst bedraagt dikwijls 3 a 4 x de vroegere, terwijl ook de kwaliteit van het gras en hooi zeer veel beter is. In het Noorden van ons land wordt de kunstmestbewerking dikwijls met veel succes voorafgegaan of gesteund door de aanwending van terpaarde. Wanneer het te verbeteren terrein te veel met slechte grassen, biezen en andere moerasplanten is begroeid, zou de verbetering door bemesting alleen te lang duren. In deze gevallen wordt het slechte grasland met scherpe eggen behandeld of nog beter geploegd. Daarna wordt een geschikt mengsel gras- en klaverzaden gezaaid met of zonder dekvrucht, teneinde daardoor spoedig een goede zode te vormen. Het spreekt van zelf, dat ook deze methode gepaard gaat met een rationeele bemesting.
Een goed zaadmengsel is b.v. per Hectare : 10 K.G. Engelsch raaigras, 3 K.G. kropaar, 3 K.G. beemdlangbloem, 3 K.G. ruw beemdgras, 2 K.G. weidevossestaart, 2 K.G. Thimothee, 6 K.G. Zweedsche bastaardklaver en 6 K.G. witte klaver. Soms wordt ook de oude zode met een laag zand bedekt van 5 a 10 c.M. dikte (zie BEZANDEN). Na bemesting en inzaaiing verkrijgt men bij deze methode vaster land, dat minder spoedig door het weidende vee wordt stukgetrapt. De methode is kostbaar ; ze komt alleen in aanmerking op zuiver veen, dat reeds voldoende ontleed is en verder alleen dan wanneer het benoodigde zand gemakkelijk uit slooten of nabijzijnde hoogten is te verkrijgen. Is het veen nog weinig verteerd, zoo wordt het door de deklaag te veel van de lucht afgesloten ; het veen verzuurt, de goede grassen verdwijnen en worden vervangen door russchen, mossen, enz. De bezandingsmethode is het eerst in ’t groot toegepast door Rimpau te Cunrau en werd door hem genoemd de Moordammkultur, wijl hierbij het terrein met het veen en zand uit de slooten op dammen of breede akkers werd gelegd. — Hoewel de laag- en moerasveengronden van nature wel het meest geschikt zijn voor grasland, vormen ze toch ook bij goede ontwatering en bewerking uitstekende bouw- en tuingronden die met een betrekkelijk geringe bemesting tot hooge vruchtbaarheid zijn te brengen.