Hooien - is de bewerking van het gras of andere groenvoedergewassen, ten einde ze op het veld door zon en wind van hun watergehalte te berooven. Het groenvoeder wordt daardoor in een duurzamen toestand gebracht en laat zich voor de wintervoeding in de schuren bewaren. Het hooien berust niet uitsluitend op een wateronttrekking (tot 14 a 16,5 %); tijdens de bewerking heeft er in de hoopjes een gisting plaats, welke wanneer ze binnen de perken blijft, de kwaliteit en verteerbaarheid van het hooi verhoogt. Hetzelfde is het geval met het geoogste hooi, dat in de bewaarplaatsen eerst nog een gisting of broeiing doormaakt.
Was het hooi te onrijp binnengehaald, zoo kan de broeiing te sterk worden, het verkoolt meer of minder en kan zelfs ontvlammen. Vandaar, dat in vele gemeenten commissies werkzaam zijn, welke bij de landbouwers moeten controleeren of er brandgevaar door hooibroei dreigt. Het hooien berust in de praktijk op het uitspreiden van het gras en het tegen den avond weder in hoopjes, z.g. oppers, zetten. Dit wordt zoolang herhaald, totdat het gras voldoende droog is geworden en binnengehaald kan worden. Er wordt gebruik gemaakt van handwerktuigen (vork en riek) of paardenwerktuigen (hooischudder, hooihark, zwadkeerder).